‘Ik wil het hele verhaal in een plaatje vertellen’
Met één plaatje het hele verhaal vertellen. Dat wil grafisch kunstenaar Max Kisman. Zijn werk is nu te zien in Groningen.
‘Ik denk dat deze wand mensen wel blij maakt’, zegt Max Kisman. De grafisch ontwerper die dit jaar 60 werd, staat in een vooroorlogs Gronings schoolgebouw dat is ingericht als een museum. De kleurige wand achter hem is behangen met de haarscherpe figuurtjes die Kismans werk zo typisch Kisman maken. Illustraties die het midden houden tussen de klassieke linosnedes van Frans Masereel en het heldere werk van Fiep Westendorp.
‘Als ik een tekening bij een artikel in een tijdschrift maak, probeer ik zo veel mogelijk details achterwege te laten. Een tekening is voor mij een krantenkop, het opent de deur naar het verhaal, het prikkelt je verbeeldingskracht. Maar het probeert niet iets te verklaren. Hoe minder ik hoef uit te leggen, hoe beter de tekening is gelukt.’
Die Kisman-mannetjes en -vrouwtjes zijn in anatomisch opzicht vaak in de war, lichaamsdelen buitelen over elkaar als op Picasso’s Guernica. Maar door de grafische kwaliteit ervan bezitten ze een zeer sterke identiteit. ‘Het Engelse woord graphic gebruik ik graag. Daar houd ik van. Graphic staat voor uitgesproken beeld, contrastrijk, bijna gevaarlijk scherp.’ Graphic content is in de VS ook een waarschuwing voor gewelddadig en vunzig materiaal.
Deze stijl van illustreren voor de Volkskrant en Het Financieele Dagblad dateert van de laatste tien jaar. Er zijn in Groningen ook andere Kismannen te zien, die van de jaren tachtig en negentig. Hij brak door als vormgever van het roemruchte muziekblad Vinyl (1981-1988) en had een grote afficheproductie voor muziekhuis Paradiso. ‘De jaren tachtig waren de experimenteerjaren. Alles kon. Elk nummer van Vinyl bijvoorbeeld, leek in niets op het voorgaande.’
Er was punk, er was recessie, kraken en er was lak aan het establishment. ‘Het was de tijd om de grenzen af te tasten. Dat hoorde bij de beeldende kunst, de muziek, maar ook bij de typografie.’ Daar kwam nog bij dat de eerste computers halverwege de jaren tachtig de reikwijdte van de ontwerpershand enorm verruimden. Er kwam een schatkamer vrij aan lettertypen en tekenprogramma’s. ‘Niets was meer onmogelijk. Het ging alle kanten op. Dat zie je terug in wat er die jaren werd gemaakt.’
Kisman behoort tot de generatie ontwerpers die van dichtbij de grafische industrie totaal hebben zien veranderen. De hele ambachtelijke stoet van lithografen, zeefdrukkers en zetters, is weggevaagd door digitale techniek. Alleen de ontwerper is over gebleven. ‘Ik ben er niet zeker van wat die technische revolutie voor mijn werk heeft betekend. Maar dat is wel een paar keer totaal veranderd, totaal herboren, schoongewassen, opnieuw begonnen.’
Bijvoorbeeld in 1990. Toen hij een affiche voor het avant-gardefestival Tegentonen maakte, wilde hij weg van die onbegrensde jaren tachtig. Het affiche laat het blad van een cirkelzaag zien op een lichte achtergrond. De belettering is sober. De poster oogt schoon en helder, in vergelijking met het volle en drukke jarentachtigwerk. ‘Ik denk dat voor mij met dit affiche de jaren negentig begonnen.’
Kisman heeft in Barcelona, San Francisco en Amsterdam gewoond, maar Groningen waar zijn werk nu hangt, is de plek waar hij opgroeide. ‘Ik zat hier op de middelbare school.’ Hij raakte al jong gefascineerd door letters en tekenen. ‘Die letters bijvoorbeeld, op de hoes van Rubber Soul van de Beatles uit 1965, nog altijd een hoogtepunt van de psychedelische tijd.’ Maar ook de vormgeving van Anthon Beeke voor Hitweek. De strips van Robert Crumb en de klare lijn van Theo van den Boogaard. Het maakte grote indruk op hem.
Toch waagde hij zichzelf nooit aan de strip. ‘In één plaatje kun je ook een compleet verhaal vertellen’, vindt hij. Daar gaat deze tentoonstelling over, Beeld Taal heet hij. Twee losse woorden. ‘Omdat beeld taal is en taal is beeld.’ Poëzie, zegt Kisman, heeft een grote kracht om met een zin een hele serie beelden bij mensen op te roepen. Andersom werkt het ook: ‘Mijn beeld, als het goed is, maakt een hoop gedachten en woorden los.’
Begin jaren negentig pionierde Kisman bij de VPRO met de – nog onbeholpen – computerprogramma’s om 3D-animaties te maken. In de gangen van het schoolgebouw draaien de video’s met bumpers voor Jiskefet en The Singing Detective. ‘Een soort bewegende affiches’, zegt hij nu. Het was een revolutie in ontwerpland, waarvoor jonge grafisch vormgevers op zondagavond, de vaste VPRO-avond, aan de tv geplakt zaten.
Nu ogen de leaders technisch schokkerig, maar ze hebben nog altijd een grote herkenbaarheid. ‘Ik wilde niet met die vette draaiende 3D- omroeplogo’s werken, dat hoorde bij RTL en de TROS. Eigenlijk zijn het platte, bijna 2D-achtige animaties die ik maakte.’ Maar misschien hebben ze daarom juist de tijd goed doorstaan.
Het Amerikaanse Wired, een van de eerste succesvolle bladen over de nieuwe digitale tijd, haalde Kisman in 1996 naar San Francisco om daar ook aan tv te werken. ‘Wired werd binnen de kortste keren verkocht aan een grote uitgever. Stond ik binnen een half jaar op straat.’ Het Amerikaanse avontuur was niet het gelukkigste deel van zijn carrière. Maar hij zou in de VS wel tot die pictogrammenstijl groeien, sprekende figuren, opgebouwd uit twee tot drie egale kleurvlakken. Ze doen het goed als illustraties in bladen en op affiches.
Er hangt affiche uit 2004 waar hij voor het eerst een poppetje over een poppetje ging tekenen. Lichaamsdelen die in elkaar grijpen. Soms ontstaat in de holte van een hand of de restruimte tussen twee lijven een hartje, een schedel of een gezicht. De tekeningen zijn altijd goed leesbaar. ‘Dat is wat het pictogram voor mij is’, zegt Kisman. ‘Het is een universele beeldtaal die iedereen begrijpt.’
De ideeën voor zijn krantenillustraties worden eerst met potlood geschetst, dan pas op de computer ingevoerd. ‘Die hand is belangrijk. Er is een groot verschil tussen een computerlijn en een potloodlijn.’ Een kromme lijn moet je met de hand trekken, alleen dan krijg je er geen spanning in. ‘De curve in een computer blijft te veel te kil, te klinisch.’ Ziet de kijker dat verschil? ‘Dat weet ik niet zeker, maar de beleving is minder intensief.’
Hij is blij dat hij van de generatie is die nog met linosnedes en lithografie heeft leren ontwerpen. ‘Want het werken met papier, inkten en fysieke technieken beïnvloedt je maakproces. Je neemt daardoor andere beslissingen tijdens het ontwerpen.’ Hij kwam laatst een docent tegen op de kunstacademie die studenten nog steeds leert hoe ze moeten zeefdrukken. Terwijl niemand dat ooit meer gaat doen. ‘De aanraking van die techniek, die verschillende kleurgangen, het fysieke materiaal, dat beïnvloedt toch je maken.’
Hij denkt dat ontwerpers die vandaag worden opgeleid het lastiger hebben zich te onderscheiden dan hij vroeger. ‘Er is door de crisis al weinig werk. Maar doordat iedereen toegang tot techniek en ontwerpprogramma’s heeft, is het steeds belangrijker dat je als ontwerper over een sterke persoonlijkheid beschikt.’ Design en internetdesign, hij vindt het uitgeholde begrippen. ‘Je kunt als ontwerper niet zonder een visie, die kan technologisch, ideologisch, zelfs poëtisch zijn. Maakt niet uit.’
Hij is in 2005 teruggekomen naar Nederland. Als hem iets somber stemt hier, is het dat het land denkt het zonder kunst af te kunnen. ‘Je moet kunstenaars blijven opleiden! Kunstenaars zijn nodig om de wereld te verbeelden. Er is zo veel kennis, veel geld, maar de verbeelding van dromen, daar kan de maatschappij niet zonder. Daar zijn kunstenaars voor nodig Het is het bloed van je leven. Een kant-en-klare maatschappij mist een ziel.’
Max Kisman Beeld Taal, GR-ID, Groningen, samenstelling Karin van der Heiden, t/m 16 juni. gr-id.nl
Bob Witman/geplaatst in de volkskrant, 7 maart 2013