Palladio, grondlegger van het classicisme
Door Bob Witman, gepubliceerd in de Volkskrant, 22 sep 2003
Wie dacht dat Nederland plat is, heeft nooit goed rondgekeken in het achterland van Venetië.
Ongelooflijk plat! On-Italiaans saai ook. Afgezien van de kunstschatten die de steden herbergen, is het landschap langs de A4 richting Milaan niet direct de plaats waar de argeloze reiziger stil wil houden. Toch ligt in dit eeuwenoude agrarische land de sleutel verborgen tot een bouwrevolutie die in de zeventiende eeuw ook Nederland in zijn greep kreeg.
Pojana Maggiore bijvoorbeeld, is zo’n gat van niks, veertig kilometer ten zuiden van Vicenza. Een kaarsrechte hoofdstraat met op zondag slechts een barretje open waar zwijgende mannen een roze sportkrant lezen. Op straat verraadt geen enkel verwijsbord dat zich hier, aan de zuidrand van het dorp, een geheimtip van de provincie Veneto bevindt. Villa Poiana, gebouwd in 1550. Het ontwerp is van Andrea Palladio (1508-1580), de man van wie wordt gezegd dat hij voor de architectuur is geweest, wat Newton voor de zwaartekracht betekende.
Palladio is de grondlegger van het classicistisch bouwen. Een bouwleer die teruggrijpt op Romeinse tempelbouw, met strakke voorschriften over hoe ionische, dorische en korinthische zuilen moeten worden geordend. En het behelst een heilig geloof in symmetrie en de divinia proportio, de ideale maatverhouding. Dat is een variant op de door schilders gezochte gulden snede, de gedachte dat de volmaakte natuur een mathematische logica hanteert, die voor de mens onbewust herkenbaar is. Volgens Palladio streelt een vierkante ruimte of een kamer die 2 bij 3 of 3 bij 4 meet, het oog meer, dan een vertrek met willekeurig afmetingen.
Er is geen enkele andere bezoeker op een zondag in oktober op het terrein van Villa Poiana. Dit is zeker een villa uit de toptien van Palladio die zijn scheppingen heeft rondgestrooid in en om Vicenza. De opdrachtgever, Bonifacio Poiana, was een militair van reputatie uit Venetië, wiens antecedenten teruggrijpen tot de riddertijd. Zijn krijgshaftig verleden verraadt zich door de vijf ogen, oculi, die Palladio in een boog boven de entree heeft aangebracht. Er zijn fresco’s, maar het meest fascinerende is de plattegrond. In een villa van Palladio heerst een natuurlijke hiërarchie; in elk vertrek ben je je bewust van de status van de kamer, van de imponerende entree, de pronkende ontvangszaal tot de nederigste dienstbodevertrekjes.
Palladio’s bouwopvattingen zijn vastgelegd in het boek Quattro Libri dell’Architettura (1570), dat eeuwenlang de grammatica van de architectuur heeft bepaald. Van de VS tot Uruguay, van Spanje tot de grachtenpandjes in Amsterdam verrezen gebouwen volgens zijn uitgangspunten. In Nederland zijn het Paleis op de Dam in Amsterdam en het Mauritshuis schatplichtig aan Palladio en diens opvolger Vincenzo Scamozzi. Reizigers als de Britse architect Inigo Jones, de secretaris van de Oranjes Constantijn Huygens, Wolfgang Goethe en later ook architecten als Le Corbusier en Peter D. Eisenman trokken naar Italië om zijn werk in situ te kunnen zien. En te bewonderen.
‘Enkele uren geleden kwam ik hier aan’, schreef Goethe in zijn dagboek Italiaanse Reis op 19 september 1786. Hier, dat was Vicenza: ‘Ik ben al door de stad gelopen en heb het Teatro Olimpico en de bouwwerken van Palladio gezien. (. . .) Wanneer men deze werken met eigen ogen aanschouwt, beseft men pas hun grote waarde; want ze moeten door hun ware grootte en stoffelijkheid de blik in beslag nemen en door de schone harmonie van hun afmetingen en niet alleen in abstracte opstanden, maar met al hun op elkaar toelopende en wijkende perspectieflijnen de geest bevredigen. En dan zeg ik over Palladio: hij was een diep voelend en door en door groot man.’
Er zijn ruwweg dertig villa’s van Palladio, waarvan niet alles meer staat, veel ervan zijn nog particulier bezit. Hoewel het verspreidingsgebied niet groot is, kost het met een auto zeker een paar dagen om de belangrijkste villa’s te vinden.De huizen liggen goed verstopt, en veel vooroordelen die je kunt hebben over de Italianen en hun onvermogen richtingsborden logisch te plaatsen, worden bevestigd. Een Palladiogids en het kaartenboek van de Italiaanse touringclub TCI (schaal 1:200.000) zijn onmisbaar. Dan is het soms nog een gepuzzel, maar als je dan een villa vindt, en hij is ook nog te bezichtigen, is de bevrediging des te groter.
Zeker als een vrouw opendoet van wie je vermoedt dat ze de verarmde barones zelf is. En ze zich bereid toont tot een korte rondleiding langs levensmoe meubilair. In de meeste villa’s wordt niet meer gewoond. De banken proberen zich groot te houden onder grand-voulards. Op tafel ligt een architectuurtijdschrift uit 1972. Maar de vertrekken zelf, ze zijn majestueus en hebben nog niets van hun architectonische kracht verloren.
Palladio bouwde zijn villa’s voor de adel en rijke kooplui. Hij was zelf van simpele komaf, maar werd door een verlicht edelman uit Vicenza, Giangiorgio Trissino, geïntroduceerd in de betere kringen. Palladio’s opkomst viel samen met de verspreiding van het humanisme en herwaardering van het leven op het platteland, santa agricultura. Palladio’s villa’s gaven de opdrachtgever aan de buitenkant het imponerend aanzien van de romeinse tempels en van binnen humane en prachtig geproportioneerde leefvertrekken.
Sommigen villa’s zijn verwoest, een deed ooit dienst als lampenwinkel. Een volgende gaat door het leven als wijnboerderij of is dichtgetimmerd. Een aantal van de belangrijkste is de laatste jaren in handen van de overheid gekomen en gerestaureerd. Ze zijn goed toegankelijk. Maar geld is een probleem voor een regio die alleen al vierduizend monumentale villa’s moet onderhouden met slechts enkele tientallen miljoenen euro’s per jaar.
Villa Cornaro is het grootste huis van het dorpje Piombino Dese, dertig kilometer ten oosten van Vicenza. De voorgevel is machtig uitgevoerd met een dubbbele loggia. Hier laat de entree er geen twijfel over bestaan dat op deze plaats de belangrijkste man van de omgeving huist. De villa is eind jaren tachtig te koop aangeboden. Er waren niet veel gegadigden, zo’n huis overeind houden is kostbaar.
Het mos zit op de natuursteen, de tijd heeft het stuc aangevroten, en het hek is op slot. Als je naar de bar aan de overzijde van de straat loopt, krijg je misschien de barman zo gek een kleine rondleiding te geven. Hij heeft de sleutel van het hek en laat je ook de achterzijde zien van het gebouw, die bijna net zo mooi is als de straatkant. Hij kan je ook vertellen dat een Amerikaan de villa voor een symbolisch bedrag heeft gekocht. Hij gebruikt het als zomerhuis, een zomerhuis dat tonnen aan onderhoud nodig heeft. Dankzij hem is deze villa niet in elkaar gezakt.
Vanaf Piombino Dese ben je in dertig minuten in Vicenza. Aan de zuidkant van de stad staat de allerberoemdste villa van Palladio bovenop een heuvel: Villa Rotonda. Hier is het leerstuk van de symmetrie tot krankzinnig niveau doorgevoerd. De centrale hal is een ronde koepel, naar alle vier de zijden nemen de ruimtes in belangrijkheid en omvang af. De vier lange bordessen strekken zich naar alle windrichtingen.
De bordessen hebben een oppervlak, die opgeteld precies gelijk is aan de totale oppervlakte binnen. Zo zijn er nog wel wat mathematische bijzonderheden op te sommen, maar zonder die wiskunde erin te herkennen, wordt duidelijk waarom een architect als Le Corbusier, de vader van het modernisme, zwaar onder de indruk was toen hij in 1922 dit gebouw bezocht, samen met zijn opdrachtgever La Roche, ter inspiratie voor een villa in Stein die hij zou gaan bouwen.
De stad Vicenza twee kilometer verderop is het natuurlijk vertrekpunt voor een architectuurtocht langs de villa’s. Palladio heeft er zijn hele leven gewerkt, en de stad is doordrenkt met zijn scheppingen. Overal staan zijn stadspaleizen, en de Corso Andrea Palladio is de hoofdstraat waar de inwoners aan het einde van de middag flaneren. Hier bevinden zich ook twee andere lievelingen uit het oeuvre van Palladio: het Teatro Olimpico, een schouwburg met een prachtig reliëfdecor. En Palladio’s beroemdste stadsgebouw de Basilica, een dubbele loggia op het belangrijkste plein van de stad, piazza Dei Signori.
Toen Goethe Rotonda en de Basilica had gezien, was hij sprakeloos. Die avond schreef hij in zijn dagboek: ‘Misschien heeft de bouwkunst nimmer meer zulk een hoogtepunt van weelde bereikt.’