Door playboy Hugh Hefner veranderde de ideale man van een stoere jager in een huismus
Jammer natuurlijk dat er relatief zo weinig blote vrouwen zijn te zien, maar afgezien daarvan is de tentoonstelling Playboy Architecture 1953-1979 een van de betere architectuurtentoonstellingen van de laatste jaren. Niet vanwege de architectuur zelf, maar vanwege de relatie die wordt gezocht tussen de architectuur en de media. Het verrassende vehikel waarmee in het NAi Maastricht dit verhaal wordt verteld, is blootmagazine Playboy.
Het zestig jaar oude tijdschrift valt samen met de persoonlijkheid van Hugh Hefner (1926). Hij is degene die heeft getracht in de jaren vijftig de ideale man te herdefiniëren. En bij die poging speelden architectuur, kunst en design een belangrijke rol.
Playboy stond zeker de eerste twintig jaar vol met moderne en fijnzinnige interieurs, interviews met architecten als Frank Lloyd Wright en
Albert Speer (!), de nieuwste stoelontwerpen van het echtpaar Eames en Eero Saarinen. En naast de uitklap-dames prijkten gezusterlijk de in detail uitgewerkte renderings van de ideale vrijgezellenkamer.
Deze tentoonstelling is gebaseerd op onderzoek van de Princeton University. Amerikaanse sociologen en architectuurhistorici hebben vijf jaar lang liefdevol oude Playboys uitgeplozen en geanalyseerd. Hefner is in deze expositie niet een simpele tietenman, maar iemand met een grootse visie op de toekomst van de man.
Toen hij in 1953 zijn eerste nummer aan zijn keukentafel in elkaar knutselde – die met Marilyn Monroe als centerfold – was de gemiddelde machoman nog een vent die een goudfazant ging schieten of een boom omhakte. Hij was een man van het land en de buitenlucht. Maar dat zou veranderen. ‘We hebben er geen probleem mee om het maar meteen te vertellen’, schreef Hefner in dat beroemde voorwoord van nummer 1, ‘we zijn van plan onze tijd zo veel mogelijk binnen door te brengen.’
Dat beginselstatement dient letterlijk te worden opgevat. De buitenman werd in de Playboywereld een binnenman. ‘No more trashing through thorny thickets’, schreef Hefner. De verblijfplaats van de nieuwe man was een stadsappartement met als belangrijkste ruimte de slaapkamer en een rond bed – rond omdat het staat voor onbegrensde mogelijkheden. Alles zorgvuldig vormgeven, de nieuwste stoeltjes, pakken en gadgets. Geen echtgenote te bekennen, maar wel altijd de kans dat er veroverbare jonge vrouwen op bezoek komen.
‘Wij spreken graag, in vrouwelijk gezelschap, over Picasso, Nietzsche, seks en architectuur’, schreef Hefner, die zelf zou uitgroeien tot de verpersoonlijking van dat binnenman-ideaal. Hij poseerde vaak in zijn fameuze ronde bed. Dat bed, bezaaid met papieren en omzoomd door jaloersmakende gadgets, was zijn kantoor. De zijden pyjama en ochtendjas werden de dresscode van de directeur van het Playboy-imperium.
Wat deze tentoonstelling beoogt, is ons te overtuigen van de enorme rol die Playboy heeft gespeeld bij het veresthetiseren van dat mannelijke stadsleven. Hefner reikte via zijn tijdschrift de man een nieuw domein aan. Vóór Playboy was een shop-pagina in een mannentijdschrift iets voor watjes. Het blad maakte style mannelijk, net zoals het moderne architectuur bon ton maakte, goed design acceptabel en lichaamsverzorging belangrijk.
Maar het ging Hefner niet alleen om uiterlijk. Die opmerking over
Picasso en Nietzsche was geen grootspraak. Er stond poëzie van Allen Ginsberg en Jack Kerouac in de vroege Playboys, Ze interviewden
Salvador Dalí, Martin Luther King en op het hoogtepunt van de Koude Oorlog Fidel Castro. Wat in het Amerika van die dagen behoorlijk vermetel was.
Een van de best verkochte nummers in de geschiedenis van Playboy, is dat uit 1962 gewijd aan de The Playboy Town House: het ideale vrijgezellenhuis. Het is een serieus dossier, met uitgebreide schetsen naar een ontwerp van architect Donald Jaye. Bedoeld als stadswoning in Chicago voor Hefner. Nooit gebouwd, maar nu op de tentoonstelling voor het eerst te zien in 3D, een maquette.
Twee dingen vallen op aan dat vrijgezellenappartement, je kunt alleen door het zwembad van de lounge naar de keuken komen. Wat natuurlijk een ijzersterk concept is. Een ander aspect is echter veelzeggender. De ruimten onderling zijn gescheiden door glas. Je kunt – als je binnen bent – zo de badkamer en slaapkamer inkijken. Alles is transparant. Het gehele binnenleven is een vorm van exhibitionisme. Dat bekeken kunnen worden, was belangrijk voor Hefner. In zijn blad, maar ook in zijn eigen huizen die hij volstopte met camera’s.
De wereld die Hefner aan de keukentafel en later vanuit zijn bed voor de nieuwe man bedacht, werd al snel werkelijkheid. Architecten bouwden de wereld van Playboy na. Het Futuro-House, van de Fin Matti Suuronen uit 1968 bijvoorbeeld, was de ideale verplaatsbare bachelors condo. Het lijkt op een ufo en heeft maar één binnenruimte, van alle gemakken voorzien, meer heeft de man niet nodig.
De James Bondfilms maakten de Playboy-esthetiek verder kloppend. In de tentoonstelling is het Arthur Elrod House te zien, een spacy ontwerp van James Lautner uit 1970 dat is gebruikt in de Bondfilm Diamonds Are Forever. Het is een typisch Playboy-huis, dat ook echt in extenso werd gebruikt voor naaktshoots. Omgekeerd sloot de vrijgezelle status van 007 natuurlijk naadloos aan op het profiel van Playboy. De echte wereld, het blad en film schuren hier op een interessante manier langs elkaar. De werkelijkheid had Hefner ingehaald, wat hij als een compliment moet beschouwen.
Dit alles wordt op een intelligente manier tentoongesteld, maar natuurlijk blijft de vraag hangen: hoe groot was die invloed van Playboy nou echt? Misschien goed om eraan te herinneren dat vandaag de dag de oplage is gezakt naar 1,5 miljoen exemplaren. In de jaren zestig en zeventig waren dat er nog 7 miljoen. Het was voor mannen – ook vrouwen getuige de lezersbrieven – over de hele wereld een onmisbare stijlgids met een minder vlezig imago dan nu. De stelling: Ik lees Playboy voor de interviews, was toen in elk geval geloofwaardiger.
In zijn verlangen naar een totaal gedesignde binnenwereld, ging Hefner zo ver dat hij zijn huizen nauwelijks nog uit kwam. ‘Ik ga helemaal niet meer naar buiten, ik ben een hedendaagse kluizenaar’, zei hij in 1965 in een interview met Tom Wolfe. Hij zat toen al drie maanden binnen.
En als hij al naar buiten ging, verplaatste hij zich in transportmiddelen als de Big Bunny, een DC9 verbouwd tot een vliegend vrijgezellenappartement inclusief huisbioscoop, cocktailbar en natuurlijk een rond bed. Architect Ronny Dirsmith ontwierp dat voor hem, de man die ook de fameuze Playboy Grotto maakte. Een zwemgrot die als speciale attractie is nagebouwd op deze tentoonstelling.
Playboy Architecture 1953-1979 eindigt met de donkere kant van Hefner. De kern van het succes van Playboy berust natuurlijk op voyeurisme en exhibitionisme, in veel verschijningsvormen. Het beroemde Playboy Mansion West van Hefner nabij Los Angeles is volgestouwd met camera’s die dag en nacht draaien. Het verhaal gaat dat Hefner soms zijn eigen feestjes alleen maar volgt vanachter de tv-camera’s. Helemaal aan het einde van de tentoonstelling kom je erachter dat ook jij, bezoeker, steeds bent gevolgd door camera’s. En dat je kunt zien hoe collegabezoekers een etage lager oude Playboy-nummers verder zitten te beduimelen.