Pastoe, de goede smaak van toen
In het vakantiehuis van mijn moeder staat een Pastoemeubel. Een lichtgrijs dressoir, type Vision. Het is een strakke maar ook forse kast, gekocht in een tijd dat opbergen nog een deugd was. Achter de vele deurtjes heeft zich een groot aantal onbegrijpelijke meukjes genesteld, die niemand durft weg te gooien. Nu mijn moeder ouder is en de familie het vakantiehuis beheert, is er zeker een keer per jaar iemand die oppert: ‘Dat meubel, zo enorm, kan het niet weg?’ En altijd is er wel iemand die antwoordt. ‘Ja, maar het is wel Pastoe hè?’
Pastoe. Hoe zou Nederland er van binnen uit zien zonder deze oer-Hollandse kastenbouwer uit Utrecht die dit jaar zijn eeuwfeest viert? Een merk dat staat voor mild modernisme, lichtheid en vernieuwing. Iedereen heeft wel een ouder, grootouder of oom die iets van Pastoe had staan. De draadstoel van ontwerper Cees Braakman uit 1958 bijvoorbeeld, de strakke kastenserie Vision (1985), de witte Q-bus (1965) op ranke poot of een nep-Eamesstoel uit de jaren zestig. Pastoe is het Hollandse huishouden lastig te ontlopen.
Ook de ouders van ontwerper Stefan Scholten (40) hebben hun Pastoe nog, ergens, op zolder vermoedt hij. Een A’dammer, kast met rolluik er voor, ontworpen in 1978, door Aldo van den Nieuwelaar. Scholten, de helft van ontwerpduo Scholten & Baijings herinnert zich de A’dammer in het ouderlijk huis heel goed. ‘Zo’n merkwaardig smalle en hoge kast met een afgeronde top die je met een geribbeld rolluik helemaal kon afsluiten. De tv stond er in. Onhandig was dat. Ik keek ernaar zittend in een Spartaanse stoel van Marcel Breuer. Niet heel comfortabel alles bij elkaar.’
Maar wel modern. En daar ging het toen om. Het merk Pastoe is altijd een statement geweest: Hier Heeft Men Smaak. Scholten & Baijings, die net zelf een kast voor Pastoe hebben ontworpen, koesteren een zwak voor de A’dammer. Het was hét verkoopsucces van Pastoe in de jaren tachtig. In elk huishouden stond er een. Het was de Billy van het pre-Ikea tijdperk. En nog meer. ‘Het was een praktisch en innovatief ontwerp, typisch in de traditie van Pastoe’, zegt Scholten.
De hoogtijdagen van wat oorspronkelijk de Utrechtse Machinale Stoel- en meubelfabriek (UMS) heette, liggen in de jaren vijftig en zestig. Pastoe was het merk dat in het na-oorlogse Nederland het interieurbeeld in een klap veranderde van donker velours en zwaar eiken tot fijn berkenfineer, heldere kleurenschema’s en een lichte vormentaal. Pastoe stond voor het industriële modernisme, de nieuwe tijd bereikbaar maken voor iedereen. Het stond voor een nieuwe start na de sombere oorlogsjaren.
‘De oorlog was een nulpunt, daarna moest alles anders. Iedereen had behoefte aan een lange warme zomer. Pastoe hoort bij die optimistische tijd’, zegt ontwerper Job Smeets (42), founder van Studio Job. Hij verzamelt meubels uit de ‘postwar’-periode 1950 –‘65 en heeft zo’n 250 stukken, waarvan vijftien van Pastoe.
Een van de toppers uit zijn collectie is de kersenhouten dressoir van ontwerper Cees Braakman uit 1957. ‘Niet alles van Pastoe is geld waard, maar deze zogeheten Japanse serie is highly collectible.’ Hij staat in de loft van Smeets en zijn vrouw/compagnon Nynke Tynagel. Nee, zonder kopjes erin. ‘Ik heb kasten genoeg.’ Smeets heeft het dressoir afgestaan voor de tentoonstelling Like Pastoe, 100 jaar vernieuwing in vormgeving die vandaag opent in de Kunsthal Rotterdam.
De geschiedenis van Pastoe is zo belangrijk, vindt Smeets, omdat het zo veel vertelt over de jaren vijftig in Nederland. Niet alleen over stijlopvattingen, maar ook hoe het land er economisch voor stond. ‘Je ziet in de jaren vijftig productie terug hoe de meubels soms in elkaar geknutseld waren. Er was nauwelijks materiaal, het moest allemaal goedkoop. Amerika was het grote voorbeeld, dat zie je aan alles. Er was een groot vooruitgangsgeloof.’
Pastoe uit die jaren kun je in een adem noemen met het tijdschrift Goed Wonen. Opgericht direct na de oorloog, om de ‘stijlloosheid’ te bestrijden. ‘Goed Wonen was een behoorlijk moralistische club’, zegt Smeets. ‘Zoals je in het Nederland van die tijd een katholieke zuil had, een protestante zuil, had de zuil Goed Wonen.’ Die vertelde je welke spullen van welke fabrikant je in huis moest halen. Artifort voor stoelen, Van Besouw op de vloer, Auping in de slaapkamer, gordijnen van De Ploeg en Pastoe voor de kasten.
Goede smaak was verplicht in deze zuil. Die andere beroemde Nederlandse meubelfabrikant, Gispen, schreef: ‘Een lelijk meubel is het symptoom van iets zieks in de geest.’ Goed Wonen, dat was een staaltje pure volksverheffing, zegt ook Maria Barnas (39) schrijfster, kunstenaar en tot vorig jaar verwikkeld in een haatliefde relatie met Pastoe.
Vanwege die verliefdheid, of beter, fascinatie, schreef ze het boek Braakman en ik, een zoektocht naar de ziel van een ontwerper Cees Braakman die van 1934 tot 1978 voor de fabrikant werkte. ‘Braakman wilde meubels lichter maken. Dat zie je aan de ontwerpen af. Daar viel ik voor als een blok. Ik heb last van de zwaarte van meubels, ik vind het onprettig dat het onverplaatsbare volumes in mijn kamer zijn. In Braakman zag ik een zielsverwant, die de meubels wilde laten zweven.’
Ze kocht de nep-Eames, meubels met de luspoten, dressoirs van Braakman. Maar. ‘Zijn meubels ontroeren me, om niet te zeggen dat ze me bedroeven. Ik meen een persoonlijkheid in de ontwerpen te ontwaren die zich tevergeefs aan de ontwerpen probeert te ontworstelen’, schreef ze in Braakman en ik. Uiteindelijk zette ze Braakman het huis uit. ‘Op een gegeven moment was ik er wel klaar mee.’
‘Ze hebben iets onhandigs en decor-achtigs, die meubels.’ Alleen van een verzameling losse luspoten en twee stoelen heeft ze geen afscheid kunnen nemen. ‘Maar die zijn dan ook gemakkelijk te verplaatsen.’
Maar de poging tot moderniteit, die kan Barnas nog altijd erg waarderen. Hoe modern Pastoe was in de jaren vijftig, wordt zeer goed zichtbaar in de folders uit die tijd. Ze shinen van het ongebreideld optimisme, frisse kleuren, lichte meubels, blije stelletjes. Pastoe gebruikte voor zijn brochures fotografen die later beroemd zouden worden (Ed van de Elsken, Paul Huf en Cas Oorthuys) en stelde uitstekende typografen aan (Dick Bruna, Otto Treumann). De Utrechters leerden als een van de eerste Nederlandse bedrijven dat je geen product moest slijten, maar emotie moest verkopen. Inclusief prikkende reclamezinnetjes als ‘Pastoe, niet voor mensen met geringe woonervaring.’
Nederlanders zijn trots op hun Pastoe, daarom is het ook zo goed bewaard gebleven’, zegt Anne van der Zwaag (34). Ze maakte voor Pastoe de tentoonstelling Like Pastoe – 100 jaar vernieuwing in vormgeving. Veel Nederlanders stuurden spontaan brieven, veelal met foto’s, over hun eigen Pastoe. Ontroerende foto’s vaak, vindt Van der Zwaag. ‘Het merk heeft hele trouwe kopers. Je ziet hoe zo’n Pastoestuk van generatie op generatie wordt doorgeven. Er zijn foto’s van een studentenkamer, vol spullen van de kringloop, en dan, als enige pronkstukje, dat oude Pastoekastje van oma ertussen. Heel speciaal.’
Van der Zwaag heeft zelf twee Pastoestukken. Een nachtkastje van Braakman uit 1951 met de befaamde houten luspoten, die de meubels sierlijker en lichter leken te maken. En een Leather Lounge Chair van de Belgische ontwerper Maarten Van Severen uit begin van deze eeuw. ‘Ook al zo typerend. Twee stukken met een halve eeuw ertussen, beide stralen ze ook nog vandaag innovatie uit.’
Die onomwonden drang naar vernieuwing noemt Van der Zwaag als kernwaarde van het merk Pastoe. ‘Ze brachten als eerste de koppelbare hoekverbinding of hoeklijst zoals ze het noemden, op de markt, begin jaren vijftig. Een revolutie. Dat was het eerste concept voor een modulair meubel, dat de koper zelf kon samenstellen en in elkaar zetten. Ikea avant la lettre.’
Uit die modulaire tijd stamt ook de naamwijziging van de fabriek: Pas-Toe, als samentrekking van het Franse passe-partout – past overal op – en de gebiedende wijs van het werkwoord toepassen. Maar of die innovatiedrang op termijn voldoende is om overeind te blijven, is lastig te voorspellen. Pastoe heeft een paar een harde tikken gehad. In de jaren zeventig zakte het bedrijf weg en werd gered door de A’dammer. Later kreeg het veel last van de Ikea’s en lage lonen landen. ‘Ik was op bezoek in de fabriek in Utrecht, tot mijn verrassing, ze maken alles nog in Nederland’, zegt Smeets.
Terwijl zijn bedrijf en dat van collega-ontwerpers Marcel Wanders groeien als kool mede op de golven van het Dutch Design, hebben oudjes als Pastoe het zwaar. Merken als Artifort, De Ploeg, Thonet en Van Besouw zijn niet meer zelfstandig of verdwenen. ‘Sinds de jaren negentig dragen de meubels sterk de stempel van de individuele ontwerper. Pastoe komt voort uit het functionalisme. Niet de creativiteit van de ontwerper stond centraal, maar de productie en de maakbaarheid. Dat was ooit een sterk punt van Pastoe, dat verander je niet zo maar. Het zit ze nu in de weg’, zegt Smeets.
Scholten & Baijings is een van de jonge ontwerpstudio’s die door Pastoe binnen zijn gehaald om het merk impulsen te geven. Ze ontwierpen vorig jaar de Shift, een lage platte kast, met transparante kleurverlopen die direct met een inktjetprinter op het materiaal zijn geprint. ‘In alles een contrast met de felgekleurde hoge smalle A’dammer’, zegt Stefan Scholten. Bovendien, de A’dammer was een kast om rommel te verbergen, vandaar dat rolluik. ‘Vandaag gebruiken mensen een kast om dingen te tonen, dus moet hij transparant zijn.’
Scholten heeft geprobeerd in de traditie van Pastoe te werken. ‘Ik vond dat we alleen moesten ontwerpen als we iets toe kunnen toevoegen, innovatie in de traditie van Pastoe.’ De innovatie is de techniek om direct op materiaal te printen. ‘En het moet visueel duurzaam zijn, dat hoort ook bij Pastoe, het gaat lang mee. En het is niet te opvallend, maar wel aanwezig. Een stil volume noem ik het graag.’
Een stil volume. Dat is een mooie typering voor die Pastoekast in het vakantiehuis van mijn moeder. Ik zal het inbrengen in het volgende familieberaad over de inrichting van het huisje. ‘Wat zullen we eens doen met het stille volume?’ Ik denk dat die Pastoe nog wel even blijft staan.
AUTEUR: Bob Witman, ook verschenen in de Volkskrant van 23 februari 2013
Rondom het eeuwfeest van de Utrechtse Machinale Stoel- en meubelfabriek (sinds 1954 Pastoe) wordt een tentoonstelling uitgegeven en verschijnt een boek. Voor Like Pastoe, een eeuw vernieuwing in vormgeving in de Kunsthal vroeg Pastoe een aantal ontwerpers en kunstenaars een propositie te maken voor vernieuwing van het product. Deelnemers: Konstantin Grcic, Scheltens & Abbenes, Naoto Fukasawa, Claudio Silvestrin en Dirk Laucke. Daarnaast zijn er originele Pastoemeubels te zien in samengestelde oude interieurs. Kunsthal Rotterdam, t/m 2 juni.
Gert Staal schreef het boek Pastoe – 100 jaar vernieuwing in vormgeving (redactie Anne van der Zwaag), € 34,50, nai010 uitgevers, ISBN: 978-94-6208-067-6. (ook Engelstalige editie).
Maria Barnas, Braakman en ik, verschenen in 2012,€ 15,- uitgegeven door de Jan van Eyck Academie Maastricht: Spiegelreeks deel 1.