bramante_tekening_sint_pieterArs sine sciencia nihil est, de kunsten zijn niets zonder de wetenschap. Hoe waar is dat voor de grootste troef die de Renaissance de bouwkunst heeft opgeleverd: de koepel. Een magisch bouwwerk dat in ruimtebeleving en godsgeloof – een spiegel van het hemelgewelf immers – onovertroffen is. Maar het ademt vooral ook het zelfvertrouwen van de bouwende mens: de koepel is het bewijs dat niets hem ervan weerhoudt om het op te nemen tegen de zwaartekracht.
De koepel is niet in de Renaissance uitgevonden, maar twee van de beroemdste exemplaren uit die periode staan zeker in de Koepel Top Vier aller tijden. Hoog genoteerd is die van Filippo ‘Pippo’ Brunelleschi voor de dom van Florence uit 1436 en vlak daarachter komt de koepel van Michelangelo voor de Sint Pieter in Rome, die is ontworpen in 1547. (De andere in die Top Vier zijn: het Pantheon in Rome uit de 2de eeuw na Christus. De Hagia Sofia in Istanbul uit 6de eeuw.)
De vraag is: Waarom is een koepelvorm zo betoverend? Wat is er zo fijn aan om in de dom van Florence te staan? Je nekspieren te maltraiteren bij het omhoog turen naar die geraamten en duivels die 90 meter boven je hoofd op het plafond zijn geschilderd? Natuurlijk draait het om dat enorme gevoel van de ruimte, wat nog altijd de essentie is van architectuur. Hier zijn niet de structuur, de massa en de constructie dominant, zoals in de middeleeuwse kerk. Maar de leegte, het oneindige, de lichtheid: voor het eerst sinds lange tijd lijkt het geloof ook iets voor op zonnige dagen.
‘Hierbinnen adem je de eeuwige frisheid van de lente. Buiten kan het vriezen, er kan mist zijn of wind, maar hier in deze beschutting waar geen wind kan binnentreden, is de lucht stil en mild. Wat een aangename plek om te schuilen voor de hete adem van de zomer en de herfst! En als het waar is dat de zaligheid daar zetelt waar onze zintuigen alles ontvangen waar ze van nature naar kunnen verlangen, hoe kan iemand dan aarzelen deze tempel een nest der zaligheden te noemen?’ Dit schreef de schilder en schrijver Leon Battista Alberti toen de dom klaar was. En ja, het was ook onbegrijpelijk knap wat de architect Brunelleschi met zijn wiskundeknobbel had gepresteerd. Zonder dat we ook vandaag nog precies weten hoe, was hij erin geslaagd de grootste zelfdragende overspanning ooit te metselen, ruim 44 meter in doorsnee. Net een meter meer dan het Pantheon. Een dubbelwandige achtkantige koepel, die in een spitse kwint naar de top buigt. Zijn metselwerk in visgraatmotief was innovatief, net zoals zijn ongelooflijk ingenieuze hijsinstallaties om de tonnen zandsteen omhoog te krijgen.
Cupola-dom_florenceEn als dat je niet overtuigt, kun je ook nog naar de kelder lopen. Daar is het graf van Brunelleschi. De eerste architect ter wereld die in een kathedraal is begraven. Zo blij waren ze met hem. Voor de komst van Brunelleschi had het vak architect slechts weinig aanzien. Bouwheren hadden niet de statuur van dichters, filosofen of schilders. Maar die koepel veranderde dat. Die koepel en het feit dat je met een combinatie van techniek, wetenschap en het bestuderen van de oude Griekse en Romeinse gebouwen de mensheid vooruit kon brengen.
Dat zelfvertrouwen dat Brunelleschi tentoonspreidde, zou in de Hoog-Renaissance naar een crescendo groeien. 1513 – het sterfjaar van paus Julius II – was daarin een sleuteljaar. In bouwkundig opzicht zijn de ambities van de katholieke kerk nooit groter geweest. Julius II wilde een nieuwe Sint Pieter van het formaat wereldwonder laten bouwen. Rondom de pauselijke troon was een ongehoorde hoeveelheid architectonisch talent verzameld.
Ten eerste Donato Bramante, die al een paar jaar aan de nieuwe Sint Pieter aan het ontwerpen was. Het jonge talent Rafael (door de paus naar Rome gehaald in 1508) stond te trappelen om het stokje van Bramante over te nemen. Een jonge Michelangelo, net klaar met de Sixtijnse Kapel, was niet in de eerste plaats een architect, maar zou uiteindelijk de echte ontwerper van de koepel van de Sint Pieter worden.
Voor alle koepelliefhebbers is het spijtig dat Bramante kort na Julius overleed en zijn gewaagde ontwerp voor een centrale koepelkerk nooit is gebouwd. Zijn kerkplattegrond was baanbrekend, een eerbetoon aan dat wereldwonder uit de pre-christelijke tijd: het Pantheon. Bramante was misschien wel het meest de belichaming van de Renaissance-architect, die de klassieke bouwmeesters uit de oudheid naar het heden vertaalde. Hij kende de gezaghebbende boeken van Vitruvius, de Romeinse bouwheer, op zijn duimpje.
De grote koepel is voor de opdrachtgever het voor de hand liggende symbool van macht. Hoe groter, hoe machtiger. Dat gold in de Renaissance en geldt vandaag. Het twee eeuwen oude Capitool in Washington is gekroond met een kopie van Michelangelo’s koepel. Hitler verlangde van zijn architect Albert Speer in zijn gedroomde hoofdstad van het Derde Rijk een koepel van bovenmenselijke afmetingen, met vette verwijzingen naar de klassieke oudheid.
En in het heden is er het kostbare en omstreden project Millennium Dome in Londen (2000). Een koepel van 365 meter diameter, een meter voor elke dag van het jaar, die een symbool van vooruitgang moest zijn. Architect Norman Foster gaf in de jaren negentig Duitsland alsnog een koepel, bij de (verbouwde) Reichstag in Berlijn (1999). Hij vermeed wel zorgvuldig de referentie naar Speer, door een koepel van glas als symbool op te voeren voor de transparantie van de democratie en hereniging van Duitsland.
Voor de heersers was de koepel macht, voor de architectuur was het: wat het menselijk vernuft vermag. Dat is nog wat je het meest voelt als je nederig de grootheid van de Florentijnse Dom inademt. Die lofzang op de vindingrijkheid is ook een vorm van ijdelheid, de bouwende mens die zich steeds minder afhankelijk opstelde van de almachtige God. Dat koepels als in Florence en Rome overeind bleven staan, was immers niet meer Gods wil, maar het resultaat van de slim metselende mens.

Dit artikel stond in de Volkskrant van 25 januari 2013/ auteur Bob Witman


preload preload preload