Biënnale over het maken van de stad

Topambtenaar Henk Ovink neemt rol van een van de curatoren in vijfde IABR


luchtsingel_zus_rotterdamVanaf 20 april is de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam (IABR). Henk Ovink, directeur ruimtelijke ordening van het rijk en curator van de biënnale, vertelt over goed en slecht ontwerp in Nederland.

Het internationale succes van Nederlandse architecten en designers deed het al vermoeden, maar nu staat het ook wetenschappelijk vast. Nederland beschikt over goede ontwerpers, Bovendien is het een goed ontworpen land. Dat zijn twee uitkomsten van een internationaal vergelijkend onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. De directeur ruimtelijke ordening van het ministerie Infrastructuur en Milieu (I en M), Henk Ovink, citeert het met instemming in zijn Haagse werkkamer.

‘Het vak van ontwerper is een cruciaal en een bijzonder vak’, zegt Ovink. ‘Er komt een aantal kwaliteiten in samen.’ Eerst analyseert de ontwerper het vraagstuk. Hij geeft het context in heden, verleden én toekomst. Vervolgens wordt een oplossing bedacht: een concrete vorm. ‘Een ontwerper moet zowel op de millimeter als op de kilometer kunnen werken. Hij is de schakel tussen het abstracte denken en de praktische uitvoering, Die combinatie van eigenschappen, dat maakt de ontwerper zo speciaal.’

In Nederland is een aantal mensen daar heel goed in. Dat kun je zien, vindt Ovink. Neem de rijksweg A2. Die ligt niet toevallig zo in het landschap. Het talud is verhoogd, het wegdek bolt licht, de vangrails zijn verzonken, waardoor je anders door het land rijdt. Het is het bedacht door landschapsarchitecten samen met ingenieurs. Je hebt het gevoel dat je landschap aan kunt raken. Dat is wat een goed ontwerp kan doen.’

henk_ovinkHet onderzoek naar ontwerpkwaliteit van Nederland verschijnt pas officieel samen met de nieuwe architectuurnota 2012-2015, die deze zomer af moet zijn. In de werkkamer van Henk Ovink (44) wordt daar druk aan gewerkt. Hier ligt   mede de voetafdruk van hoe  Nederland de komende vier jaar omgaat met ruimte, ontwerp en leefmilieu. ‘Architectuurnota is eigenlijk niet een goed woord, het gaat van baksteen tot proces. Maar ja, dat is ook geen lekkere titel.’

Henk Ovink heeft een atypische cv in de wereld van hoge ambtenaren. Hij begon ooit als wiskundige en kunstenaar. In een Groningse universiteitsvijver ligt nog een kunstwerk van zijn hand: Brachistochroon. Een sierlijke serie metalen lussen. Het verbeeldt ‘een wiskundig probleem waarbij de snelste glijbaan wordt gezocht tussen twee punten die niet op gelijke hoogte liggen’.

Ovink is al bijna vijf jaar bij de rijksoverheid mede vormgever van de grote ruimtelijke ordeningsplaatjes in Nederland. Plaatjes die planologische samenhang moeten geven in de economische, sociale en ecologische ambities van het land. Het is niet gebruikelijk dat zo’n ambtelijke functie wordt gecombineerd met iets frivools als het curatorschap van een architectuur evenement. Toch is Ovink een van de vijf curatoren van de vijfde Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR). Die begint 20 april en heeft als thema Making City.

‘Niet gebruikelijk, maar in dit geval niet raar’, vindt Ovink die functiemenging. ‘Deze Biënnale is geen tentoonstelling. Het is een proces.’  In dat proces wordt doorlopend gezocht naar het antwoord op de vraag: hoe maak je een stad. ‘Het gaat bij de Biënnale om meerjarige  projecten, met echte mensen,  echte problemen en echte oplossingen.’ De focus ligt op de  stad omdat dat de plek is waar ook de komende jaren alle complexe ontwerpopgaves samenkomen.

‘Een ambtenaar moet met beide voeten in de samenleving staan’, rechtvaardigt Ovink zijn curatorschap. De Biënnale volgt dwars door de verschillende edities heen stedelijke projecten: in Rotterdam, Istanbul en Sao Paolo. ‘Internationaal, omdat je van elkaar kunt leren. En praktisch gericht, omdat als je ’beleid en regels maakt, je de samenleving, de opgaven en alle partijen  moet kennen. De werkelijkheid haalt je vanzelf in als je zaken te veel wilt versimpelen.’

Making City is de derde editie van de IABR die de stad als onderwerp heeft. Alle demografische ontwikkelingen wijzen erop dat de druk op de stad blijft toenemen. Straks woont 80 procent van de wereldbevolking in een stad. Economisch bezien betekent dit dat  90 procent van al het geld wordt verdiend op 4 procent van het aardoppervlak.

De kredietcrisis heeft het groeiperspectief van de stad danig gekanteld. ‘De pauzeknop is ingedrukt op de onroerend goed markt’, zegt Ovink. ‘We weten ook dat die pauzeknop een nieuwe tijd aankondigt. Niets blijft zoals het was. Dat is niet alleen negatief. Het geeft een enorme dynamiek.’

Die dynamiek moet zichtbaar zijn op een aantal Test Sites, dat zijn sub-programma’s van de Biënnale die niet bestaan uit een theoretische tentoonstelling maar echte bouwprojecten. Een daarvan is het uit 1959 daterende modernistische kantoorgebouw Schieblock in Rotterdam. Dat ligt aan het Hofplein en maakt deel uit van stationsgebied, waarvan nog voor de crisis was besloten dat het volledig op de schop gaat.

Volgens de oude, pre-crisis regels, moest het Schieblock tegen de vlakte. In Nederland geldt: als er een sloopvergunning is moet je binnen een bepaalde termijn slopen. Terwijl iedereen weet dat er nu geen investeerder is te vinden die nieuwe kantoren gaat bouwen. ‘Wat daar gebeurde, is dat een plan verstrikt raakt in een web van regels.’ Sloop leek onafwendbaar, maar het ministerie van I & M heeft een nieuw instrument om te voorkomen dat de stad jarenlang met een gat zit opgescheept.

Het Rotterdamse architectenbureau ZUS (Zones Urbaines Sensibles) ontwierp voor het Schieblock een tijdelijk bestemming. Een combinatie van  stadslaboratorium, met kleine huurders en entrepreneurs. Relatief lage huren. Een plek voor bedrijfjes die activistische plannen voor de stad ontwikkelen. En er is een schets voor een houten, verhoogde, looproute, De Luchtsingel, die plek weer aansluiting geeft op het centrum.

Dat plan van ZUS zou niet slagen als iedereen zich aan de oorspronkelijke regels houdt. ‘Wat je ziet is dat generieke regels, die afzonderlijk allemaal met goede bedoelingen zijn bedacht, elkaar in de weg gaan zitten. Regels op zichzelf hebben altijd een reden, maar de stapeling ervan creëert soms absurde opstoppingen. De rijksoverheid kan dan ingrijpen. Dat is dan onze rol.’

In dit geval is gewerkt volgens de principes van de omgevingswet (i.o.) en met de Crisis- Herstelwet, een nieuw instrument waarmee  de rijksoverheid bestaande procedures kan overrulen. Het Schieblock is inmiddels een populair project onder Rotterdammers. Vorige week werd een moestuin op het dak geopend, de eerste van Nederland.

Voor Ovink is het Schieblock een voorbeeld van hoe straks de centrale overheid zich met de architectuur en ruimte bezig houdt. ‘Minder vooropgezette bemoeienis, meer zorgen voor een goede basis en waar mogelijk een activistische rol.’ Zoals het inzetten van de omgevingswet als breekijzer.

‘Maar andere partijen moeten het dragen. Uiteindelijk maken het bureau ZUS, de gemeente en ontwikkelaar dit project. Niet de rijksoverheid.’ Durven loslaten, vertrouwen in ondernemerschap van de Nederlanders en de lokale overheden, dat is de koers die ook de nieuwe architectuurnota moet varen.’ 

Dat is wennen, want Nederland heeft een lange traditie van centrale planning. Die stamt uit de jaren dertig van de twintigste eeuw waar de centrale overheid regie  voerder over wat waar werd gebouwd. ‘Ze zeggen dat je in België met een baksteen in je maag wordt geboren.  Daar bouw je vrijwel gegarandeerd eens in je leven een eigen huis.’

In Nederland bestaat het merendeel van de woningbouw nog altijd uit door de markt en corporaties gerealiseerde woningbouw, aanbod gedreven in plaats van vraaggericht. Daarnaast heeft Nederland het grootste percentage sociale woningbouw van Europa. ‘Het particulier opdrachtgeverschap, moet groeien, dat is één van de opgaven die het kabinet zal bepleiten in de nieuwe architectuurnota. En als dat wordt bedoeld met de uitdrukking “Belgische toestanden”, ja graag’, zegt Ovink.

Voor de Biënnale heeft Ovink een aantal nationale ontwerpvraagstukken geselecteerd die bestudeerd worden in wat het Atelier Making Projects heet.

‘Het zijn echte ontwerpvragen, geen theoretische oefeningen’, zegt Ovink. Hoe maak je van de Zuidas in Amsterdam een echt stuk stad? Hoe zorg je dat de Drechtsteden straks niet overspoeld worden door het stijgende water? Wat betekent het dat het temperatuurverschil tussen Rotterdam stad en ommeland soms oploopt tot negen graden Celcius?

In de vorige editie was nog de kritiek dat de architectuurbiënnale te veel in zichzelf was gekeerd. Te veel iets van en voor architecten. ‘Deze editie is heel aards’, vindt Ovink. Gericht op hoe overheden, ontwerpers en particuliere partijen samen in de stad dingen voor elkaar kunnen krijgen.

Vindt Ovink het geen probleem dat hij en zijn ministerie zo enthousiast  zijn over  een cultureel initiatief als deze Biënnale die, net als veel andere cultuurinstituties, de kans loopt te worden gekort door een collega ministerie? ‘Volgens mij is dat goed te scheiden. Er is een nieuw fonds voor architectuur opgericht, dat beslist over de subsidies. Daar hebben de ministeries geen enkele zeggenschap over. Maar als je mij vraagt, vind je het een krachtig instrument, de IABR, dan zeg ik vanuit mijn perspectief als ruimtelijk planner met overtuiging ja.’

BOB WITMAN

Making City, de vijfde Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, 20 april tot medio november. Hoofdtentoonstelling in het Nederlands Architectuur Instituut.  Met diverse sub-programma’s. In juni gaat de tentoonstelling Making City Sao Paolo open, in oktober Making City Istanbul.
www.iabr.nl
Dit artikel verscheen in de Volkskrant van 13 april 2012
preload preload preload