Een beetje avontuur in de stad zou mooi zijn
LOLA is een poëtische bedrijfsnaam voor een tak van sport waarin Nederlanders zeer bedreven zijn. Van Las Vegas en New York tot Madrid wordt Hollandse landschaps- en tuinarchitecten gevraagd het land te cultiveren, parken aan te leggen of verloederde stadsgebieden te regenereren. Oudolf is de beroemdste, maar ook bureau West 8 van landschapsarchitect Adriaan Geuze vliegt de hele wereld over.
Waarom is Nederland hier zo goed in? ‘Ik denk dat wij een voorsprong hebben omdat Nederlanders een lange traditie hebben van het land naar hun hand zetten. Wij kennen al eeuwen de polder en die is ook een vorm van landschapsarchitectuur’, zegt Eric-Jan Pleijster. Met Peter Veenstra en Cees van der Veeken richtte hij in 2006 LOLA (LOst LAndscapes) op.
Het zijn jonge dertigers. Ze kennen elkaar van de Wageningen Universiteit. Daar leer je zowel het klassieke tuinontwerp als het complexe proces van landinrichting. Een bloemperk, een park, een enorm recreatiegebied of een openbare ruimte in de stad. ‘De combinatie van esthetisch denken met het denken op de grote schaal van het natuur- en cultuurlandschap, die is typisch Nederlands’, zegt Pleijster.
Voor hem op tafel in hun Rotterdamse kantoor, waar dertien mensen werken, ligt het boekje Lost Landscapes, gemaakt omdat ze de Maaskantprijs kregen. ‘Soul searching’, noemt Pleijster het boek. Een poging van LOLA om iets over de toekomst van het vak te zeggen. ‘Het zit wel in je hoofd, maar er zijn niet veel momenten dat je het een keer kunt opschrijven.’
Over wat landschapsarchitectuur precies is, bestaan veel misverstanden. ‘Simpel: ik ben de tegenhanger van een interieurvormgever: een exterieurarchitect.’ Het gaat om alles wat buiten de muren valt – en dat is een groot speelveld. Soms wordt LOLA gevraagd een stadspark aan te pakken in Dordrecht, soms een berg in Portugal, dan weer het recreatiegebied Grevelingendam. Ook een klassiek doolhof van bonte hagen staat op hun cv.
‘De bijdrage van een landschapsarchitect hoeft niet altijd zichtbaar te zijn. In de natuur kan het juist prettig zijn als de mensenhand afwezig lijkt’, zegt Pleijster. LOLA voelt zich niet thuis bij een generatie landschapsarchitecten die in de jaren tachtig en negentig samen met de vinexwijken opkwam. Grootschalige nieuwbouw, waar vanuit het niets een complete stad uit de polder wordt gestampt. Hier werden landschapsarchitecten ingezet om met plantsoenen, parken en ander aangeplant groen de wijk aan te kleden.
‘Zo’n wijk is een volkomen kunstmatige omgeving, waarin niets niet is ontworpen. Wij proberen juist voort te bouwen op het bestaande. Ervoor te zorgen dat je toevallig ontstane fenomenen of waardevolle extremen niet gaat wegontwerpen.’
Vergeten landschappen, daar worden ze warm van in Rotterdam. Vandaar ook de naam LOLA. Pleijster wordt gelukkig als hij in een stad op verweesde hoekjes stuit. ‘Restplekken, per ongeluk ontstaan doordat ze onder een hoogspanningsleiding liggen, een verrommeld veldje omdat er nooit een bouwvergunning kwam, ik vind het allemaal fascinerend. Die rafelranden zijn belangrijk voor de stad.’
Zoals de door LOLA onderzochte stadsrand bij het A4-tracé tussen Delft en Schiedam. Het politiek omstreden stukje rijksweg bleef steken op de tekentafel, waardoor het opgespoten zand er decennialang ongebruikt lag. ‘Daar ontstond een bijzonder gebied.’ Jaren deed het dienst als parkachtig kite- en crossterrein voor Rotterdammers. ‘Niemand had het zo bedacht, maar het voorzag wel in een behoefte.’ Nu de snelweg alsnog wordt doorgetrokken, is het terrein verdwenen.
‘Voor de receptuur van een stad is dit soort vrijhavens cruciaal.’ Niet alle open ruimte moet met gebruiksvoorschriften worden dichtgetimmerd. Een gemeente zal nooit opdracht geven zo’n vrijhaven te ontwerpen. ‘De overheid wil gebruik juist reguleren, elk gebied een formele bestemming geven.’
Het probleem van het huidige stadsgroen is dat alles is gericht op zo economisch mogelijk onderhoud en maximale sociale veiligheid. ‘Dat levert schrale natuur op. Er is geen spanning.’
Een stad zou erop vooruitgaan als je er meer extremen toelaat, vindt Pleijster. ‘Een mini-oerwoud in de stad. Veel meer avontuurlijk groen. Je kunt niet de hele natuur plat en leeg maken omdat er misschien een keer een enge man in de bosjes zit. Hoe vaak gebeurt dat eigenlijk, statistisch gezien?’
Dat de stedeling behoefte heeft aan avontuurlijk groen, blijkt volgens Pleijster uit ‘die enorme hype van stadslandbouw’. Niet dat hij denkt dat iedereen echt zijn eigen voedsel moet willen verbouwen, ‘maar de rage toont aan dat stadsbewoners een diepgevoelde wens hebben om met de vingers in de grond te zitten’.
Groen in Nederland is meestal niet om aan te raken. Zoals in de veelgeroemde Oostvaardersplassen, waar met biodiversiteit wordt geëxperimenteerd. ‘De discussie over het kunstmatig hoog houden van de soortenrijkdom daar is erg kostbaar en leidt tot lastige vragen over het beheer.’ Zoals het dispuut over afschieten of laten verhongeren van grootwild. ‘Bovendien kunnen mensen er slechts onder begeleiding in. Waarom?’, zegt Pleijster. ‘Wat verlies je precies als er een paar soorten minder in Nederland zijn, maar zo’n gebied wel door iedereen wordt gebruikt?’
Toen LOLA in het kassengebied van het Westland het recreatie- en overloopgebied Poelzone ontwierp, zocht het ook plekken waar de natuur nog wel aanraakbaar is. ‘We tekenden een slingerende fietsroute langs de afwateringsvaarten. Aan die route komt een brug waar vleermuizen kunnen overwinteren en er komen grote paaivijvers voor vissen.’
Het fietspad doorsnijdt de paaivijvers en kruist de vleermuizenbrug. ‘Dat zou de natuur kunnen verstoren, maar ik wil juist graag dat mens en natuur elkaar tegenkomen. Als je op een zomeravond over die brug gaat en zoef, een hele wolk vleermuizen vliegt net weg. Mooi.’
Ondanks de crisis is er nog werk genoeg in de landschapsarchitectuur. LOLA zit in een consortium dat werkt aan het versterken van de Amerikaanse oostkust, die werd getroffen in de stormvloed van oktober 2012. Maar ze gaan zich ook te buiten aan puur esthetische tuinkunst in het park Groot Vijversburg in Tytsjerksteradiel.
Hier was de opdracht: voeg een hoofdstuk toe aan de landschapsarchitectuur van de nieuwe eeuw. Het werd een vijfpotige ster van bonte hagen, waarvan de poten samen een labyrint vormen. Het ontwerp heeft geen andere functie dan de bezoekers verbazen, in de war brengen of verrassen. Geen ecologische problemen oplossen, maar tuinkunst puur als beleving. ‘Het zou mooi zijn als mensen ‘wauw’ roepen als ze het mooi vinden, of juist ‘stom!’. Als ze het maar niet vergeten.’
Kunstmatig? Jazeker, zegt Pleijster. Ongerepte natuur is een illusie in Nederland. ‘Elk gebied dat door de mens wordt betreden, is een cultuurlandschap. Er mag best meer worden ontworpen op de beleving van de natuur.’
Meer exoten toelaten zou daarbij helpen. De aanwezigheid van uitheemse planten- en diersoorten is een heikel punt. Er is, vindt Pleijster, een school in het landschapsdenken die sterk stuurt op ‘oorspronkelijke’ dieren en planten, die ooit in Nederland voorkwamen.
‘Er heerst een merkwaardig soort conservatisme in het landschapsbeheer’, vindt Pleijster. ‘Eigen soort eerst. Alsof migratie van dieren niet van alle tijden is.’ Pleijster grijnst als hij citeert hoe een Gelders PVV-statenlid twee jaar geleden betoogde dat konikpaarden en Schotse hooglanders het land uit moesten omdat ze hier niet thuishoren. ‘Xenofobie bestaat, ook in het landschaps- en natuurbeheer.’
Leiden, singelpark
Voor Leiden ontwierp LOLA een cirkelvormig park van ruim 6 kilometer lengte, dat het oude stadscentrum omsluit. Het volgt de oude muren die tot de 19de eeuw de stadsgrens aangaven. Aan die route liggen parken, tuinen en ‘specials’: de nieuwe parkbruggen. Voor de inrichting ervan is samenwerking gezocht met de Hortus Botanicus van Leiden (uit 1590) om van de binnenstad ‘een grote botanische tuin’ te maken. De uitvoering moet nog beginnen.
De Beestenboom
Een appartementencomplex voor beesten ontwierp LOLA voor de Poelzone in de Zuid-Hollandse gemeente Westland. Het object is Beestenboom gedoopt en bestaat uit stapelbare modules van hout waarin insecten, vogels en roofvogels kunnen wonen. De voedselketen loopt van het hoogste appartement naar beneden: onderin huizen de insecten, daarboven de kleine vogels die insecten eten. In het penthouse leeft de roofvogel, die zijn onderburen eet. Er staan verschillende exemplaren gepland langs een fietsroute die door Westland leidt naar de kust. Het project wordt uitgevoerd in de loop van 2014.
Friese Dwaalster
De Dwaalster in park Groot Vijversburg bij Tytsjerksteradiel in Friesland is een pure vorm van klassiek tuinontwerp in een hedendaagse jas. Het combineert twee archetypen uit de Franse hoftuincultuur: een doolhof en een sterrenbos. Dat is een lanenstelsel in een bos dat de vorm heeft van een ster. Als de landheer in het middelpunt van de ster staat, heeft hij alle zichtlijnen in één klap in beeld, en dus vrij schootsveld als hij op wild jaagt. In Groot Vijversburg vormen de lanen echter een labyrint van bonte hagen, met daarachter verschillende landschappen. De uitbreiding van park Groot Vijversburg is in uitvoering.
Stadsrandenatlas
Een van de daden waarmee LOLA Landscape Architects bekend werd, was de publicatie van de Stadsrandenatlas van de zuidvleugel in 2011. In opdracht van de provincie Zuid-Holland onderzocht het bureau wat zo specifiek is aan grensgebieden tussen stad en land. Ze kwamen tot tien typologieën (loodsenland, zichtlocatie, spanningsveld, groene grens, et cetera), genoeg om vast te stellen dat de stadsrand een landschap op zichzelf is, dat meer ontwerpaandacht nodig heeft. De relatie tussen stad en ommeland is – door het krimpen van de landbouw bijvoorbeeld – de afgelopen decennia danig gewijzigd. LOLA wil meer ‘spanningslocaties’ aan de randen ontwerpen: open ruimte die geen vaste programmering kent.
Lost Landscapes, LOLA Landscape Architects, nai010 publishers, euro24,50
geplaatst in de Volkskrant, 3 januari 2014