Naar de utopie
Architect Rem Koolhaas
Door Bob Witman
Het jaar 2004 is het jaar van Rem Koolhaas en OMA. Twee exposities gelijktijdig in Rotterdam, vijf belangrijke gebouwen komen gereed. Hij is het uitleggen moe. ‘Architecten worden tegenwoordig altijd naar de bedoeling van hun werk gevraagd. Alsof mensen alles uitgespeld moeten krijgen.’
De Kunsthal in Rotterdam vertoont alle chaotische bedrijvigheid die hoort bij een tentoonstelling in de laatste fase van opbouw. Drie dagen voor Content opent, beent de architect Rem Koolhaas (1944) telefonerend, gebarend, instruerend door de grote zaal van een gebouw dat hij zelf ontwierp (1992). Een lange tengere man, met een flapperende regenjas. Zestig jaar is hij bijna, maar de tijd lijkt niet veel greep op hem te krijgen. Soms valt hij hard uit tegen een medewerker door de mobiele telefoon die voortdurend afgaat: de hele wereld wil wat van Koolhaas dezer dagen. Maar hij wil dan ook wat van die wereld.
Overal staan maquettes, een oogst van acht jaar Office for Metropolitan Architecture (OMA), een bureau door Koolhaas is opgericht in 1975. Content is een tentoonstelling in de geest van Koolhaas. Veel context, weinig uitleg. ‘We gaan niet ook de clou verklappen’, heeft hij net gezegd. ‘Iedereen lijkt tegenwoordig zijn eten voorgekauwd te willen hebben.’
Hij tilt een manshoge maquette op van een futuristisch hoofdkantoor voor de staatsomroep van China, een gebouw in de vorm van een geknikt kozijn. Verderop de chaotische jungle van de Nigeriaanse hoofdstad Lagos, de stad als zelfstandig groeiend wezen, waarnaar hij als hoogleraar in Harvard met studenten jarenlang onderzoek doet.
Het jaar 2004 is, meer nog dan 2000 toen hij de ‘nobelprijs voor de architectuur’, de Pritzkerprize, kreeg toegekend, het jaar van Rem Koolhaas en OMA. Er lopen twee exposities gelijktijdig in Rotterdam. Er komen vier belangrijke gebouwen gereed: de bibliotheek in Seattle, het Casa da Musica in Porto, een campusgebouw in Chicago en een Pradawinkel in Los Angeles. Voor het vijfde project, de Nederlandse ambassade in Berlijn, heeft net de koningin het lintje doorgeknipt. Het is een relatief eenvoudig, maar krachtig gebouw langs de Spree, dat lovend is ontvangen door architectuurcritici. Ook de architect zelf is niet ontevreden. ‘Ons eerste serieuze gebouw’, zei hij pas nog tegen de Financial Times.
Dat was een grapje. Want de Kunsthal in Rotterdam is ook goed gelukt, vindt hij, ondanks het steevaste geklaag van de Kunsthalleiding over de gebruikersonvriendelijkheid van het gebouw. Het lekt nog altijd, mopperde directeur Wim Pijbes onlangs weer.
‘Ze zien kennelijk over het hoofd dat dit ontwerp een aandacht genereert, die de functie van het gebouw ver overstijgt’, zegt Koolhaas. Het gebouw trekt, zoals eigenlijk alles dat OMA sinds de jaren negentig maakt, een constante stroom architectuurtoeristen. Koolhaas is zeker voor een deel van de architectuurwereld een held. En hij geldt als de peetvader van een succesvolle generatie jonge Nederlandse architecten.
‘En waar lekt het dan?’, vraagt hij retorisch terwijl de lucht boven de Kunsthal zwart kleurt en het water op het dak klettert. ‘Dat zou ik wel eens willen weten. Ik zie niets.’
De meeste architecten worden beroemd om een gebouw, maar Rem Koolhaas werd het om een boek (Delirious New York, 1978), een lofdicht over de metropool der metropolen. De faam van de schrijver Rem Koolhaas, zoon van de romancier Anton Koolhaas, snelde de faam van de bouwer vooruit. Die moest wachten tot 1992, de Kunsthal, het eerste gebouw van Koolhaas dat internationaal werd opgemerkt en geprezen.
Daarna volgde ontwerpen voor een congreshal in Euralille (1994), het Educatorium voor de Universiteit van Utrecht (1996) een villa met hydraulische vloer voor een gehandicapte uitgever in Bordeaux (1998), een Pradawinkel (2000) in New York. En terwijl bij andere architecten naarmate het succes toeneemt, ze meer bouwen, de theoretische productie opdroogt, is die bij de schrijver/architect Koolhaas onverdroten voortgegaan.
‘Het gebouwde product van de moderne samenleving is niet de moderne architectuur, maar Junkspace. Junkspace is wat er overblijft als de modernisering voorbij is getrokken, meer precies, wat er is gestold als de modernisering voortschrijdt, de fall out. De moderne wereld beschikte over een rationeel programma: om de zegeningen van wetenschap te delen, universeel. Junkspace is daarvan de apotheose, of de meltdown.’ (Junkspace, Content, 2004) Een Britse krant heeft wel eens uitgerekend dat Koolhaas met Delirious New York en het kolossale ideeënboek SMLXL (1996) zes kilo aan boeken heeft geproduceerd. En toen moest giganten als Shopping en Great Leap Forward (2001) nog komen. Het gewicht van deze tentoonstelling is relatief bescheiden: de catalogus bij Content weegt 0.94 kilo.
Koolhaas debuteert deze week in de Kunsthal, het ontwerp dat zijn reputatie als bouwer vestigde, maar waar hijzelf nooit onderwerp van tentoonstelling was. En het is de plek waar de directie bijdroeg aan het beeld dat is opgeroepen van Koolhaas als een ver boven de mensheid zwevende estheet.
‘Koolhaas is een geniaal architect, maar hij houdt niet van mensen’, zei de eerste directeur van de Kunsthal, Wim van Krimpen ooit. Die oneliner loopt als een mantra door Koolhaas publieke leven. ‘Het is zulke onzinnige kritiek’, zegt hij. ‘Ik kan er geen intelligent antwoord op bedenken. Als ik niet van mensen houd, had ik van alles kunnen worden, kleuterjuf desnoods, maar geen architect.’
Content is afgezien van een tentoonstelling (maquettes en plannen) ook de titel van een product dat het midden houdt tussen een boek en tijdschrift. Het is een bundel gevuld met demografische data, geografische analyses, en pamflettistische statements. Allemaal verzameld door de denktank AMO die Koolhaas een aantal jaren geleden in het leven riep, als tegenhanger van het bouwende OMA.
‘Architectuur is een discipline die altijd heel veel onderzoek vergt’, zegt hij. En dat onderzoekwerd door OMA zo van levensbelang gevonden, dat besloten werd het los te koppelen van bouwprojecten. ‘Eigenlijk hebben we op deze manier onze schizofrenie geïnstitutionaliseerd.’
Om een voorbeeld te geven: AMO plaatst in Content onder de titel Atlas of the World, een wereldkaart met een overzicht van het aantal gevangenen per land, tegenover de verspreiding van het analfabetisme. AMO maakt een wereldkaart van de dichtheid van de IKEA-vestigen en van de concentratie van rechtse denktanks op deze aardbol. Er wordt een analogie gezocht tussen de twee succesvolste Nederlandse exportproducten, het tv-programma Big Brother, van deze tijd en dat van de zeventiende eeuw, de schilder Vermeer; twee voorbeelden van typisch Nederlandse producten vol transparantie, licht en intimiteit.
Vintage Koolhaas: denkoefeningen, aanreikingen tot gedachten over architectuur, de wereld, Het Grote Plaatje, nieuwe begrippen introduceren (junkspace, bastaardmetropool, meer is meer). Maar geregeld blijft het laatste deel van de redenering openliggen. Het is niet altijd duidelijk waar de opbouw uiteindelijk toe leidt. Het zijn voorzetjes, maar er wordt niet ingekopt.
‘Architecten worden tegenwoordig altijd naar de bedoeling van hun werk gevraagd. Alsof mensen alles uitgespeld moeten krijgen’, zegt Koolhaas. ‘Toen deze tentoonstelling in november in Berlijn open ging, bezochten de Duitse architectuurcritici Content zonder mij naar mijn mening te vragen. Zonder zelfs met me te willen praten. Ze keken, en schreven wat ze erin zagen. Dat was ouderwets, aangenaam ouderwets.’
Koolhaas registreert in Content dat verregaande liberalisering heeft geleid tot een verarming van de architectuur. Door het terugtreden van de staat in westerse landen, zijn er voor architecten eigenlijk alleen nog private opdrachtgevers. En die hebben altijd nog een ander belang dan het publieke belang. De collectieve waarde die een gebouw kan uitdrukken, gaat op die manier verloren in een markteconomie.Mede om die reden sloeg hij in 2002 het verzoek af deel te nemen aan de prijsvraag voor een ontwerp op Ground Zero in New York. Hij richtte zich naar het Oosten, waar de enorme groei van het centraal geleide China hem fascineert. Voor de Chinese staatsomroep CCTV ontwierp OMA een hallucinerend gebouw, een raamwerk van torenflats met een oppervlakte van 550 duizend vierkante meter werkvloer, waar alle afdelingen van het enorme omroepbedrijf samengevoegd waren.
In een westers land met een geprivatiseerde opdrachtgever, zouden de studio’s op een industrieterrein zijn gekomen, de creatieven in gerenoveerde panden in het centrum van de stad en de boekhouders in een kantorenpark. ‘Met alle verlies aan sociale interactie, de communicatiestoornissen, die daarmee gepaard gaan. Voor een architect heeft de samenballing van functies een bijna ‘utopische puurheid’.
Koolhaas wil gelet op zijn Chinese ervaring niet pleiten voor de terugkeer van een krachtig centraal gezag in het Westen. ‘Maar ik verzet mij tegen de gedachte dat het liberalisme de finale levensvorm is. Dat is vaak geopperd. Maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat het liberalisme aan zijn einde is gekomen.’
Er zit ruimte tussen Koolhaas de bouwer, en Koolhaas de schrijver. De laatste is sceptisch over de maakbaarheid van deze wereld. ‘Moderne architectuur is de ijdele gedachte dat we ruimte kunnen verklaren; Junkspace is de straf voor de mystificaties van de architect.’ De traagheid van architectuur kan het tempo van de samenleving, het tempo waarin grote bedrijven van karakter veranderen, niet volgen. Er is minstens vijf jaar nodig om een gebouw van de grond te krijgen. Dan zijn de coördinaten van de multinationals alweer verzet.’
Maar de bouwer Koolhaas bouwt door. Zoals in China, waar zijn tv-station ‘een expliciete poging is om het einde van de wolkenkrabber te bespoedigen.’ De wolkenkrabber is, vindt hij, verworden tot een wezenloos concept, dat eigenlijkalleen nog maar een competitie in hoogte is.
Als er een rode draad in zijn teksten en bouwen zit, is het dat de definitie van architectuur steeds verder wordt opgerekt. ‘De herdefinitie van architectuur vormt een continuïteit in mijn werk, gebaseerd op de redenering dat er een enorm verschil is tussen modernisme als stijl en moderniteit. Mijn enige echte interesse is de consequenties van moderniteit door te trekken naar architectuur’, zei hij in 2001 tegen de Volkskrant. Dus als modemerk Prada hem vraagt een nieuwe winkel te ontwikkelen in New York doet hij niet alleen het gebouw, maar ook het marketingconcept, de internetsite en de reclamecampagne. En als hij voor het krantenconcern PCM de nieuwe huisvesting bouwt van de Amsterdamse redacties van Trouw en de Volkskrant, wil hij het liefst niet alleen het gebouw neerzetten, maar ook de krant op de schop nemen.
‘Er is vaak nog wel behoefte aan architectonisch denken, maar niet altijd meer aan architectuur’,heeft hij gezegd.
Maar hij erkent ook tegengestelde trends. Lokale overheden die scheppen geld uitgeven om met een architectonisch spierballenvertoon hun stad neer te zetten: het Bilbao effect, genoemd naar Frank Gehry’s Guggenheimmuseum in de Noord-Spaanse stad. ‘Als je die drie bruggen ziet die de Spaanse architect Calatrava nu in Haarlemmermeer bouwt, over een klein slootje!’ Hij grijnst. ‘Je ziet vooral saaie plekken die men probeert op te vijzelen. Eigenlijk geldt het criterium hoe duffer de plek, hoe spectaculairder de architectuur.’
‘Gelukkig’, zegt hij, ‘verrijst er hier daar nog wel eens ernstig gebouw.’
Door Bob Witman/pub: 25-03-2004
De Kunsthal in Rotterdam vertoont alle chaotische bedrijvigheid die hoort bij een tentoonstelling in de laatste fase van opbouw. Drie dagen voor Content opent, beent de architect Rem Koolhaas (1944) telefonerend, gebarend, instruerend door de grote zaal van een gebouw dat hij zelf ontwierp (1992). Een lange tengere man, met een flapperende regenjas. Zestig jaar is hij bijna, maar de tijd lijkt niet veel greep op hem te krijgen. Soms valt hij hard uit tegen een medewerker door de mobiele telefoon die voortdurend afgaat: de hele wereld wil wat van Koolhaas dezer dagen. Maar hij wil dan ook wat van die wereld.
Overal staan maquettes, een oogst van acht jaar Office for Metropolitan Architecture (OMA), een bureau door Koolhaas is opgericht in 1975. Content is een tentoonstelling in de geest van Koolhaas. Veel context, weinig uitleg. ‘We gaan niet ook de clou verklappen’, heeft hij net gezegd. ‘Iedereen lijkt tegenwoordig zijn eten voorgekauwd te willen hebben.’
Hij tilt een manshoge maquette op van een futuristisch hoofdkantoor voor de staatsomroep van China, een gebouw in de vorm van een geknikt kozijn. Verderop de chaotische jungle van de Nigeriaanse hoofdstad Lagos, de stad als zelfstandig groeiend wezen, waarnaar hij als hoogleraar in Harvard met studenten jarenlang onderzoek doet.
Het jaar 2004 is, meer nog dan 2000 toen hij de ‘nobelprijs voor de architectuur’, de Pritzkerprize, kreeg toegekend, het jaar van Rem Koolhaas en OMA. Er lopen twee exposities gelijktijdig in Rotterdam. Er komen vier belangrijke gebouwen gereed: de bibliotheek in Seattle, het Casa da Musica in Porto, een campusgebouw in Chicago en een Pradawinkel in Los Angeles. Voor het vijfde project, de Nederlandse ambassade in Berlijn, heeft net de koningin het lintje doorgeknipt. Het is een relatief eenvoudig, maar krachtig gebouw langs de Spree, dat lovend is ontvangen door architectuurcritici. Ook de architect zelf is niet ontevreden. ‘Ons eerste serieuze gebouw’, zei hij pas nog tegen de Financial Times.
Dat was een grapje. Want de Kunsthal in Rotterdam is ook goed gelukt, vindt hij, ondanks het steevaste geklaag van de Kunsthalleiding over de gebruikersonvriendelijkheid van het gebouw. Het lekt nog altijd, mopperde directeur Wim Pijbes onlangs weer.
‘Ze zien kennelijk over het hoofd dat dit ontwerp een aandacht genereert, die de functie van het gebouw ver overstijgt’, zegt Koolhaas. Het gebouw trekt, zoals eigenlijk alles dat OMA sinds de jaren negentig maakt, een constante stroom architectuurtoeristen. Koolhaas is zeker voor een deel van de architectuurwereld een held. En hij geldt als de peetvader van een succesvolle generatie jonge Nederlandse architecten.
‘En waar lekt het dan?’, vraagt hij retorisch terwijl de lucht boven de Kunsthal zwart kleurt en het water op het dak klettert. ‘Dat zou ik wel eens willen weten. Ik zie niets.’
De meeste architecten worden beroemd om een gebouw, maar Rem Koolhaas werd het om een boek (Delirious New York, 1978), een lofdicht over de metropool der metropolen. De faam van de schrijver Rem Koolhaas, zoon van de romancier Anton Koolhaas, snelde de faam van de bouwer vooruit. Die moest wachten tot 1992, de Kunsthal, het eerste gebouw van Koolhaas dat internationaal werd opgemerkt en geprezen.
Daarna volgde ontwerpen voor een congreshal in Euralille (1994), het Educatorium voor de Universiteit van Utrecht (1996) een villa met hydraulische vloer voor een gehandicapte uitgever in Bordeaux (1998), een Pradawinkel (2000) in New York. En terwijl bij andere architecten naarmate het succes toeneemt, ze meer bouwen, de theoretische productie opdroogt, is die bij de schrijver/architect Koolhaas onverdroten voortgegaan.
‘Het gebouwde product van de moderne samenleving is niet de moderne architectuur, maar Junkspace. Junkspace is wat er overblijft als de modernisering voorbij is getrokken, meer precies, wat er is gestold als de modernisering voortschrijdt, de fall out. De moderne wereld beschikte over een rationeel programma: om de zegeningen van wetenschap te delen, universeel. Junkspace is daarvan de apotheose, of de meltdown.’ (Junkspace, Content, 2004) Een Britse krant heeft wel eens uitgerekend dat Koolhaas met Delirious New York en het kolossale ideeënboek SMLXL (1996) zes kilo aan boeken heeft geproduceerd. En toen moest giganten als Shopping en Great Leap Forward (2001) nog komen. Het gewicht van deze tentoonstelling is relatief bescheiden: de catalogus bij Content weegt 0.94 kilo.
Koolhaas debuteert deze week in de Kunsthal, het ontwerp dat zijn reputatie als bouwer vestigde, maar waar hijzelf nooit onderwerp van tentoonstelling was. En het is de plek waar de directie bijdroeg aan het beeld dat is opgeroepen van Koolhaas als een ver boven de mensheid zwevende estheet.
‘Koolhaas is een geniaal architect, maar hij houdt niet van mensen’, zei de eerste directeur van de Kunsthal, Wim van Krimpen ooit. Die oneliner loopt als een mantra door Koolhaas publieke leven. ‘Het is zulke onzinnige kritiek’, zegt hij. ‘Ik kan er geen intelligent antwoord op bedenken. Als ik niet van mensen houd, had ik van alles kunnen worden, kleuterjuf desnoods, maar geen architect.’
Content is afgezien van een tentoonstelling (maquettes en plannen) ook de titel van een product dat het midden houdt tussen een boek en tijdschrift. Het is een bundel gevuld met demografische data, geografische analyses, en pamflettistische statements. Allemaal verzameld door de denktank AMO die Koolhaas een aantal jaren geleden in het leven riep, als tegenhanger van het bouwende OMA.
‘Architectuur is een discipline die altijd heel veel onderzoek vergt’, zegt hij. En dat onderzoekwerd door OMA zo van levensbelang gevonden, dat besloten werd het los te koppelen van bouwprojecten. ‘Eigenlijk hebben we op deze manier onze schizofrenie geïnstitutionaliseerd.’
Om een voorbeeld te geven: AMO plaatst in Content onder de titel Atlas of the World, een wereldkaart met een overzicht van het aantal gevangenen per land, tegenover de verspreiding van het analfabetisme. AMO maakt een wereldkaart van de dichtheid van de IKEA-vestigen en van de concentratie van rechtse denktanks op deze aardbol. Er wordt een analogie gezocht tussen de twee succesvolste Nederlandse exportproducten, het tv-programma Big Brother, van deze tijd en dat van de zeventiende eeuw, de schilder Vermeer; twee voorbeelden van typisch Nederlandse producten vol transparantie, licht en intimiteit.
Vintage Koolhaas: denkoefeningen, aanreikingen tot gedachten over architectuur, de wereld, Het Grote Plaatje, nieuwe begrippen introduceren (junkspace, bastaardmetropool, meer is meer). Maar geregeld blijft het laatste deel van de redenering openliggen. Het is niet altijd duidelijk waar de opbouw uiteindelijk toe leidt. Het zijn voorzetjes, maar er wordt niet ingekopt.
‘Architecten worden tegenwoordig altijd naar de bedoeling van hun werk gevraagd. Alsof mensen alles uitgespeld moeten krijgen’, zegt Koolhaas. ‘Toen deze tentoonstelling in november in Berlijn open ging, bezochten de Duitse architectuurcritici Content zonder mij naar mijn mening te vragen. Zonder zelfs met me te willen praten. Ze keken, en schreven wat ze erin zagen. Dat was ouderwets, aangenaam ouderwets.’
Koolhaas registreert in Content dat verregaande liberalisering heeft geleid tot een verarming van de architectuur. Door het terugtreden van de staat in westerse landen, zijn er voor architecten eigenlijk alleen nog private opdrachtgevers. En die hebben altijd nog een ander belang dan het publieke belang. De collectieve waarde die een gebouw kan uitdrukken, gaat op die manier verloren in een markteconomie.Mede om die reden sloeg hij in 2002 het verzoek af deel te nemen aan de prijsvraag voor een ontwerp op Ground Zero in New York. Hij richtte zich naar het Oosten, waar de enorme groei van het centraal geleide China hem fascineert. Voor de Chinese staatsomroep CCTV ontwierp OMA een hallucinerend gebouw, een raamwerk van torenflats met een oppervlakte van 550 duizend vierkante meter werkvloer, waar alle afdelingen van het enorme omroepbedrijf samengevoegd waren.
In een westers land met een geprivatiseerde opdrachtgever, zouden de studio’s op een industrieterrein zijn gekomen, de creatieven in gerenoveerde panden in het centrum van de stad en de boekhouders in een kantorenpark. ‘Met alle verlies aan sociale interactie, de communicatiestoornissen, die daarmee gepaard gaan. Voor een architect heeft de samenballing van functies een bijna ‘utopische puurheid’.
Koolhaas wil gelet op zijn Chinese ervaring niet pleiten voor de terugkeer van een krachtig centraal gezag in het Westen. ‘Maar ik verzet mij tegen de gedachte dat het liberalisme de finale levensvorm is. Dat is vaak geopperd. Maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat het liberalisme aan zijn einde is gekomen.’
Er zit ruimte tussen Koolhaas de bouwer, en Koolhaas de schrijver. De laatste is sceptisch over de maakbaarheid van deze wereld. ‘Moderne architectuur is de ijdele gedachte dat we ruimte kunnen verklaren; Junkspace is de straf voor de mystificaties van de architect.’ De traagheid van architectuur kan het tempo van de samenleving, het tempo waarin grote bedrijven van karakter veranderen, niet volgen. Er is minstens vijf jaar nodig om een gebouw van de grond te krijgen. Dan zijn de coördinaten van de multinationals alweer verzet.’
Maar de bouwer Koolhaas bouwt door. Zoals in China, waar zijn tv-station ‘een expliciete poging is om het einde van de wolkenkrabber te bespoedigen.’ De wolkenkrabber is, vindt hij, verworden tot een wezenloos concept, dat eigenlijkalleen nog maar een competitie in hoogte is.
Als er een rode draad in zijn teksten en bouwen zit, is het dat de definitie van architectuur steeds verder wordt opgerekt. ‘De herdefinitie van architectuur vormt een continuïteit in mijn werk, gebaseerd op de redenering dat er een enorm verschil is tussen modernisme als stijl en moderniteit. Mijn enige echte interesse is de consequenties van moderniteit door te trekken naar architectuur’, zei hij in 2001 tegen de Volkskrant. Dus als modemerk Prada hem vraagt een nieuwe winkel te ontwikkelen in New York doet hij niet alleen het gebouw, maar ook het marketingconcept, de internetsite en de reclamecampagne. En als hij voor het krantenconcern PCM de nieuwe huisvesting bouwt van de Amsterdamse redacties van Trouw en de Volkskrant, wil hij het liefst niet alleen het gebouw neerzetten, maar ook de krant op de schop nemen.
‘Er is vaak nog wel behoefte aan architectonisch denken, maar niet altijd meer aan architectuur’,heeft hij gezegd.
Maar hij erkent ook tegengestelde trends. Lokale overheden die scheppen geld uitgeven om met een architectonisch spierballenvertoon hun stad neer te zetten: het Bilbao effect, genoemd naar Frank Gehry’s Guggenheimmuseum in de Noord-Spaanse stad. ‘Als je die drie bruggen ziet die de Spaanse architect Calatrava nu in Haarlemmermeer bouwt, over een klein slootje!’ Hij grijnst. ‘Je ziet vooral saaie plekken die men probeert op te vijzelen. Eigenlijk geldt het criterium hoe duffer de plek, hoe spectaculairder de architectuur.’
‘Gelukkig’, zegt hij, ‘verrijst er hier daar nog wel eens ernstig gebouw.’
#
Content, werk van OMA en AMO vanaf 1996, catalogus bij de tentoonstelling euro 9,95. The Dutch Embassy in Berlin by OMA/Rem Koolhaas,, NAi/uitgevers, 25 euro.
Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 25 maart 2004.