Nieuwlichterij voor de arbeidersklasse
Door Bob Witman / 29 augustus 2002
STUTTGART
In 1927 verscheen aan de rand van Stuttgart een nieuw wijkje arbeiderswoningen. Het brak met alles wat gebruikelijk was en schilderde een visioen van een nieuw leven. Met veel licht, lucht, terrassen, balkons en glas, nieuwe, industriële materialen en een hypermoderne keuken. Alle grote namen in de architectuur van het Nieuwe Bouwen lieten er zien wat ze konden. Het schokte de wereld toen. Nog steeds oogt het, 75 jaar later, eigentijds.
Het lijkt een onschuldig woonwijkje in de augustuszon, bovenop een heuvel even buiten het centrum van Stuttgart. Beneden glimt de gezwollen Neckar die de stad doormidden deelt. Montere postbodes duwen drukwerk in de bus bij de drie huisjes van Mart Stam (1899-1986), Duitse senioren slepen hun boodschappen in de lage flat van Ludwig Mies van der Rohe (1886-1969). Een architectuurtoerist fotografeert het ‘straatje’ van J. J. P. Oud (1890-1963). Een ander probeert het lage tuinhekje voor Le Corbusiers (1887-1965) dubbele woonhuis op palen. Dat zit stevig op slot. De bewoners zijn gehard door tienduizenden architectuurpottenkijkers per jaar.
De wijk Weissenhofsiedlung uit 1927 in Stuttgart is eigenlijk drie keer een wonder. Een, omdat hij ooit is gebouwd, ondanks financiële obstakels. Twee, om wat hij is geworden: een exemplarische samenballing van al dat talent van het Nieuwe Bouwen. En drie, dat hij er nog is, die wijk, ondanks de virulente nazihaat tegen alles wat links, intellectueel en on-Duits was. Het heeft dan ook weinig gescheeld.
De woonblokken, oorspronkelijk 21 stuks, van de Weissenhofsiedlung zijn in de jaren twintig neergezet als experimentele woonwijk, onderdeel van een tentoonstelling over nieuwe architectuur. Het was een visionair sociaal plan met als doel de arbeider en de huisvrouw de nieuwe tijd binnen te loodsen. Goedkope woningen met veel licht, lucht, terrassen, balkons en glas. Nieuwe, industriële materialen. Een hypermoderne keuken, ter ‘entlastung der Hausfrau’. Niet langer zou de arbeidersklasse zich voortslepen van grauwe fabriekshal naar donker woonkot waar het doorgekookte voedsel wachtte op de potkachel. De nieuwe architectuur, schreef Le Corbusier, ‘heeft het woord proletarisch zijn vroegere bijsmaak van wanhoop ontnomen’.
Dat is waar. Als je door de Weissenhofsiedlung loopt, is wanhoop de laatste gemoedstoestand die zich van je meester maakt. Niet alleen omdat het frisse witte stucwerk van alle kanten vrolijk naar je oprijst. Maar vooral vanwege de goede dosering van het glas, de lichte metalen kozijnen, het fijne ijzeren hekwerk rondom de balkonnetjes van bijvoorbeeld Ouds rijtjeshuizen. Geen baksteen te zien. ‘Das Glas bringt uns die neue Zeit, Backsteinkultur tut uns nur leid’, schreef een Duitse dichter in de jaren twintig op een gebouw van Bruno Taut, een van de 21 participanten in de Weissenhofsiedlung.
Dat alles zie je vandaag. Wat driekwart eeuw terug die arbeider zag, waar al die beroemde of beroemd geworden architecten zich voor uitsloofden, is wellicht iets geheel anders. Want niet iedereen verwelkomde de nieuwlichterij direct als een geschenk uit de hemel. De Stuttgarter burgerij mokte over wat-dat-allemaal-niet-kost. De prachtige buisstoeltjes van Mart Stam en Le Corbusier waarop ze geacht werden na gedane arbeid plaats te nemen, werden kil en ongenaakbaar bevonden. Die eerste persoon was bovendien een hardline communist en die tweede een Frans sprekende Zwitser. Frans, dat was voor Duitsers in die jaren tussen twee oorlogen in überhaupt al verdacht.
Een lokale architect uit Stuttgart beschreef in die tijd de bewoners van de Weissenhof als ‘Sklaven der maschinistischen Zivilisation’. De platte daken en witte huizen deden hem nog het meest denken aan ‘een buitenwijk van Jeruzalem’. Er verscheen een fotoansicht van de wijk waarin Arabieren, kamelen en een leeuwengezin waren gemonteerd en het bijschrift: ‘Weissenhofsiedlung, Araberdorf’. Maar toen waren de nazi’s al aan de macht.
Toch was de Weissenhofsiedlung ook een groot succes. Er kwam een half miljoen bezoekers naar de tentoonstelling kijken. Er was internationaal lof in architectuurkringen. Het betekende de doorbraak van Ludwig Mies van der Rohe. Hij was de regisseur van het plan. De opdracht kwam van de Deutsche Werkbund, een verlicht gezelschap – opgericht door vooruitstrevende kunstenaars en architecten – dat de productie van goede en goedkope massaproducten voor de werkende klasse wilde stimuleren. De wijk was onderdeel van een grote architectuurexpositie over Die (neue) Wohnung en het Internationales Neues Bauen. De affiche van de tentoonstelling laat er geen twijfel over bestaan dat het de hoogste tijd is voor een breuk met het verleden. Er is een foto van een donker burgermansinterieur, met tapijtjes, volgestouwde nisjes en laatjes. Er staat een groot kruis doorheen, met de tekst: Wie Wohnen?
Het is, in de historie bezien, uitzonderlijk dat zo’n ideëel project in het Duitsland van de jaren twintig geboren kon worden. Het was een kostbaar plan en in 1924, toen het idee vorm kreeg, was de Reichsmark gillend aan het devalueren. De militairen die in 1923 in München een putsch trachtten te plegen, moesten de volgende dag vijf miljoen mark neerleggen om een krantje te kunnen kopen waarin de machtsgreep werd gemeld. En een van die putschisten, A. Hitler, had weliswaar tot 1927, het jaar van de oplevering van Weissenhof, een spreekverbod, maar zijn ster was wederom rijzende. Het nationalisme zwol aan, de haat tegen joden en het buitenland vanwege herstelbetalingen was immens. ‘Het is in het belang van alle patriottische Duitsers om dergelijke kosmopolitische experimenten te voorkomen’, zou staatscommissaris Ströhlin schrijven over de Weissenhof in 1933, het jaar dat Hitler aan de macht kwam.
Toch verrees, parallel aan die ultraconservatieve, nationaal gerichte beweging, in het Duitsland van de jaren twintig een aantal prachtige visionaire architectuurprojecten. Er was veel creatief talent: kunstenaarsgroepen, anarchistische bladen en Bauhaus floreerden. Mies van der Rohe selecteerde voor de Weissenhofsiedlung 21 architecten, waarvan er negen uit eigen land kwamen. Zijn hand van kiezen bleek een profetische hand. Alle namen van dit project zijn tot de canon van de Nieuwe Zakelijkheid gaan behoren. J. J. P. Oud, Mart Stam, Le Corbusier, Hans Scharoun, Peter Behrens, Victor Bourgeois, en Bauhausmannen als Bruno Taut, Ludwig Hilberseimer en Walter Gropius. Iedereen die er toe deed in de architectuur is in Stuttgart bij elkaar verzameld op een paar vierkante kilometer.
Mies van der Rohe heeft zwaar moeten strijden voor een aantal van zijn keuzes voor de Weissenhofsiedlung. Het stadsbestuur van Stuttgart wees de ‘Fransman’ Le Corbusier af op ‘patriottische gronden’. Maar, betoogde Mies: ‘We kunnen niet zonder Le Corbusier omdat het onze zaak onnoemelijk veel schade zou berokkenen.’ Hij kreeg zijn zin.
Maar wat was die ‘zaak’ dan, waar Mies over schreef. Dat ging over de architectonische vorm van de Weissenhof. ‘Het hele ding is een sculptuur’, heeft Mies van der Rohe op zekere dag geroepen op zijn bureau in Berlijn. Maar er was meer. Nieuwe materialen, technieken uit de industriële bouw. De nieuwe architectuur moest de wereld reinigen van het ‘gerümpel der Vergangenheit’ schreef de Russische kunstenaar Malevich die bijdroeg aan de expositie Neues Bauen. Een nieuwe bouwstijl, aldus Bauhaus-voorman Walter Gropius, die doordringt tot het wezen van het huis, de stoel.
Het is ontroerend, en gek genoeg volstrekt anachronistisch, om te zien waarmee die architecten de onderliggende klasse de nieuwe tijd in trachtten te trekken. Op foto’s van interieurs van Mart Stams huizen (drie stuks) is zijn rechthoekige revolutionaire buizenstoel op twee poten te zien, een ijle lamp, dunpotige tafels, een lichte metalen wenteltrap. Zelfs nu oogt het nog moderner dan modern. Wat zal de Stuttgarter arbeider die bij Daimler Benz werkte, hebben gezien toen hij in 1927 als huurder zo’n pandje kon betrekken?
Ook over Mies van der Rohes ontwerp, het grootste gebouw van de Weissenhofsiedlung, werd gemopperd. Een lage flat met 24 appartementen waar maar liefst 29 architecten zich over het interieur hebben gebogen, inclusief de meester zelf. Flexibiliteit was Mies’ toverwoord. ‘Economische redenen eisen vandaag bij de bouw van huurhuizen rationalisering en standaardisering. De steeds toenemende differentiëring van onze woonbehoefte vraagt echter aan de andere kant een grotere flexibiliteit.’ Schreef hij over zijn flat. Alleen de positie van de badkamer en de keuken lag vast, de rest kon naar behoeven worden ingedeeld. Maar erg populair was het niet in de beginjaren bij de Stuttgarters.
Door de opdrachtgever Deutsche Werkbund waren vrouwelijke deskundigen aangetrokken die de architecten moesten adviseren over de huishoudelijke inrichting. De emancipatie van het huishouden was in volle gang. De supereigentijds ogende Frankfurter Küche (uit halverwege jaren twintig) brak met de traditie dat in dezelfde ruimte werd gekookt en gegeten. Moderne apparaten slopen de aanrechtkastjes binnen. Een architect als Stam kon naar de vrouwenadviezen slecht luisteren. Toen er kritiek op zijn huizen kwam omdat ze geen washok bezaten, riep hij dat de was thuishoorde in een wasmachine. Waarop door de vrouwen werd tegengeworpen dat de wasmachines van die tijd de kleding vooral verruïneerden. Stams antwoord was: ‘Beter de was geruïneerd dan de huisvrouw.’
Oud had meer oor voor de vrouwelijke adviseurs. Zijn keuken werd dan ook geroemd. Ouds eenvoudige maar stijlvol ontworpen huisjesrij viel sowieso goed bij de critici. Elk van de huizen had aan de noordzijde een kleine ommuurde patio, grenzend aan de keuken, waar de was kon hangen, wat nog steeds gebeurt overigens. Het woondeel lag aan de zuidzijde en aan een tuin. Het zijn maar vijf aaneengeschakelde huizen die Oud bouwde, maar toch krijgt het door de patio’s het ritme van een straat. ‘Misschien wel de beste bijdrage van de hele Weissenhofsiedlung’, schreef een Zwitserse architectuurcriticus eind jaren twintig.
Op de historische foto’s van zowel de interieurs als exterieurs is het duidelijk dat alles in de Weissenhofsiedlung de nieuwe tijd ademt. Een nieuwe tijd, die misschien te vroeg kwam voor de klasse waarvoor het was bedoeld, maar de opwinding van de nieuwe architectuurtaal en de verlichte meubelontwerpen is driekwart eeuw na dato nog voelbaar. Zeker als je behalve de woningen, ook de tekeningen en ontwerpen ziet die indertijd werden getoond op de synchroon lopende expositie Neues Bauen International. Bijna 150 architecten, onder wie veel representanten van de Neue Sachlichkeit, schilderden een futuristisch beeld van de toekomstige stad. De oorspronkelijke expositie is ter gelegeheid van het jubileum nagebouwd in Stuttgart. Daar is te zien hoe een architect als Ludwig Hilberseimer al in de jaren twintig een soort ultramodern Gothamcity ontwierp. Met één niveau voor loopverkeer, daar beneden een niveau voor auto’s en de metro onder de grond. Het is zo’n visionair plaatje, dat je alleen door de contouren van de getekende autootjes (model Spijker) kunt zien dat het in feite een stokoud ontwerp is.
Ook de Nederlander Stam, piepjong nog, vond dat de architectuur ‘zich moet bevrijden van esthetische opvattingen die door vroegere generaties zijn overgeleverd. De conceptie van de stad als gesloten ruimte behoort daartoe en moet plaats maken voor de open stad.’ Als bijdrage op Neues Bauen is zijn schets uit 1921 opgenomen van een zweeftrein (!) over het Rokin en de Dam in Amsterdam. De trein liep van het Centraal Station naar Berlages uitbreidingsplan in Zuid. Met een beetje goede wil de voorloper van wat nu, bijna een eeuw later, de Noord-Zuidlijn moet worden.
Op 23 juli 1927 gingen de exposities Neues Bauen International, Die (neue) Wohnung en een deel van de Weissenhofsiedlung open. Niet alle gebouwen waren gereed, de bouw viel tegen, de kosten liepen op. Aan de twee projecten van Le Corbusier moesten steeds bouwkundige aanpassingen worden gepleegd. Ondanks het gemor sprong de stad Stuttgart toch steeds financieel bij. De eerste huurders kwamen pas een half jaar later, wat tot een nieuwe golf van gemopper leidde. Het beton van de huizen van Oud bijvoorbeeld was nog niet droog. Dat gaf vochtproblemen. In Holland, schreef Oud in reactie op de klachten, hebben wij de volgende wijsheid over nieuwbouw: ‘In het eerste jaar geef je je nieuwe huis aan je vijand. In het tweede jaar aan je vrienden. En in het derde jaar ga je er zelf wonen.’
Al heel snel na de voltooiing kantelde het politieke klimaat definitief. Toen Hitler in 1933 Reichskanzler werd, dreef alle haat tegen projecten als de Weissenhof naar de oppervlakte. Het was ‘het duidelijkste voorbeeld van het verval van de Duitse idee over architectuur gedurende de na-oorlogse (WO I) periode. (. . .) Onze prachtige stad moet beschermd worden tegen enige verdere ontering van deze soort’, schreef staatscommissaris Ströhlin. De Weissenhof was een smet op Stuttgart. Al snel kwam er een plan om alles te slopen en een enorme kazerne te bouwen voor het Vijfde Leger. Maar, cynisch genoeg, kwam de oorlog ertussen.
De Weissenhof ligt er nu zorgvuldig gerestaureerd bij, toch is het niet ongeschonden de oorlog doorgekomen. Van de 21 uitgevoerde projecten werden er tien door bombardementen van geallieerden vernietigd, waaronder de scheppingen van Walter Gropius, Ludwig Hilberseimer en Bruno Taut. Na de oorlog is de wijk lang in verval geweest, tot in de jaren zeventig de belangstelling herleefde. Nu bekommert een stichting zich erom en is het een geliefde plek om te wonen, afgezien van de toenemende stroom toeristen die de privacy van de huurders bedreigt. Elk van de oorspronkelijke Weissenhof-ontwerpen heeft een plakkaat met de naam van de architect erop gekregen.
Maar één ding hebben de nazi’s grondig en finaal vernietigd. Geniale mannen als Walter Gropius en Marcel Breuer verdwenen zodra Hitler kanselier werd. Bauhaus sloot. Ludwig Hilberseimer, Hans Scharoun, die een prachtige woonhuis maakte voor de Weissenhof, en ook Mies van der Rohe ontvluchtten in hun spoor het anti-intellectuele, anti-kosmopolitische en anti-linkse klimaat. En als je het moois ziet dat de Weissenhof heeft opgeleverd, besef je op welke manier Duitsland zichzelf in die verschrikkelijke jaren de arm heeft afgehakt. Het land is in een paar jaar tijd een complete generatie architecten kwijtgeraakt.