anthon_beeke_malevich

‘Zag ik dat nou écht?’ Bij het verschijnen van een oeuvre-boek (en een tentoonstelling) vat ontwerper Anthon Beeke de essentie van vijftig jaar van zijn onnavolgbare grafische werk samen.

Zijn zinnen haperen vaak halverwege en dan moppert hij op zichzelf. Ontwerper Anthon Beeke zoekt met zijn ogen steun bij zijn partner Lidewij Edelkoort als hij de woorden even kwijt is.

Maar dan opeens weet hij het weer precies. ‘Ja, zo, moet het’, schalt zijn stem door de tentoonstellingsruimte in Eindhoven als hij een van zijn affiches terugziet. ‘Zo is het precies goed.’

Dan kijkt hij net zo uitdagend als op die historische foto uit 1968 waar hij als jonge provo, met platte pet, door agenten wordt weggeleid. Met het hoofd gedraaid naar de lens en de mond wijd geopend in een schreeuw om aandacht. Toch ziet het er niet dreigend uit. Het lijkt eerder een performance dan een vechtpartij. Beeke heeft altijd meer interesse getoond in het vermaken van mensen dan in hun bekering.

Die arrestatie was bijna een halve eeuw geleden. Anthon Beeke is nu 73, maar nog altijd een Amsterdamse jongen die opgroeide met jazz, de kunstbeweging Fluxus en provo. Hij is een kind van de tegencultuur uit de jaren zestig, maar als ontwerper is hij vooral Anthon Beeke zelf geworden, met een oeuvre waarmee niemand in de buurt komt.

‘Ik wilde ontwerpen, ik wilde dingen maken’, zegt hij over die jaren zestig. ‘Als dat goed was, wist ik, kan niemand je dat afnemen. Een vrij mens, dat wilde ik zijn.’

Als zoon van een Amsterdamse stukadoor was hij niet voorbestemd de cultuur te dienen. Zijn vader wilde dat hij ging werken, maar hij koos stiekem voor een avondopleiding kunstnijverheid. En dat zou ertoe leiden dat hij zich in de jaren tachtig en negentig ontwikkelde tot de spraakmakendste affichemaker van Nederland. Met provocerende fotografie: geile mannenlijven, blote vrouwenkonten, ongepolijste foto’s en harde uitsneden waarin gezichten en lichaamsdelen het kader uit dreven. ‘Provoceren? Nee. Ik was er niet op uit om te provoceren. Maar ik wilde wel dat als mensen op straat, wanneer ze dat beeld zagen, dachten: hè? hè? hè!? Zag ik dat goed? En dan vijf passen achteruit. Nog eens kijken en nog eens kijken. En nog eens. ‘Jezus, wat is dat?’

Op de overzichtstentoonstelling hangen de sleutelstukken uit vijftig jaar werk. Een close geschoten damesbil, verpakt in ledertuig met paardenstaart en een geprononceerd schaamdeel (Troilus en Cressida, Toneelgroep Globe, 1980). Een portret van een jong meisje met een pik in viltstift op haar gezicht getekend (Voorjaarsontwaken, Toneelgroep Amsterdam, 1996). Als je het terugziet, vraag je je af of dat ook vandaag nog in de bushalte zou kunnen hangen.

AnthonENlidewij

Morad Bouchakour neemt Anthon Beeke en Lidewij Edelkoort op de foto

Beeke vertelt, zo goed en zo kwaad als het gaat, over zijn werk in de oude Philipsfabrieken in Eindhoven. Vijf jaar geleden kreeg hij een herseninfarct. Als hij niet uit zijn woorden komt, vult trendforecaster Edelkoort hem geduldig aan. Hier, in Eindhoven, heeft productvormgever Piet Hein Eek een werkplaats, showroom en winkel gevestigd. Annex zijn er twee grote galeries. Een is gewijd aan Beeke zelf. De ander aan Beeke’s oud-studenten.

‘Hier’, wijst Beeke. Een appetijtelijk naakt mannenlijf op zijn kop, met een verenkoker over zijn penis (Ballet, 1991, Toneelgroep Amsterdam). ‘Die werd overal in de stad beklad.’ Beeke reageerde erop door zijn volgend affiche zelf ‘voor’ te bekladden.

‘En hier, Benno.’ De befaamde vormgever en voorman van de homowereld Benno Premsela is geschminkt als Mondriaan-clown met tulp tussen zijn tanden, in een serie voor de Kunstrai (1995). ‘Benno vond dit het mooiste portret dat ooit van hem was gemaakt. Twee jaar later was hij dood.’

Anthon_Beeke_Holland_festivalJe hebt op straat maar één keer de kans om de aandacht te krijgen, is de stelling van Beeke. ‘Dat eerste contact met het beeld, met de affiche, dat gaat in een flits.’ Een straatvechter, wordt hij genoemd in Anthon Beeke, it’s a miracle, een oeuvreboek dat tegelijk met de tentoonstelling verschijnt. Straatvechter: want in de openbare ruimte wordt de strijd om aandacht met andere middelen gestreden dan in het museum.

‘Ik heb nooit bewust grenzen willen overschrijden’, zegt hij. Maar tegen de grenzen aan zitten is wel noodzakelijk. ‘Anders stelt het niets voor. Ik zie dat tegenwoordig weinig op straat. Saai? Ja, het is best saai op straat.’ Noem hem geen kunstenaar, maar ‘mijn beste werk gaat wel altijd over kunst’. Die paardenkont voor Globe, dat was volgens Beeke de essentie van het toneelstuk Troilus en Cressida over de Trojaanse oorlog. ‘Ik pik voor mijn affiches slechts een ding eruit. Je moet zo’n stuk terugbrengen tot de kern.’

Beeke begon in de jaren zestig met het ontwerpen van spelletjes voor Jumbo. Met generatiegenoot Swip Stolk maakte hij werk voor Citroën en de Bijenkorf. ‘We zijn totaal verschillende ontwerpers, maar wat we gemeenschappelijk hadden: we wilden dingen maken.’ Op de tentoonstelling hangt de affiche Gay Seventies (Bijenkorf, 1970), een Warhol-achtige verzameling lachende gezichten, waarvoor veel familieleden en vrienden poseerden. Beeke zou voor zijn latere werk vaak modellen uit zijn directe omgeving zoeken.

‘De jaren zestig en zeventig, dat was een tijd waar ik heel veel ideeën in een werk stopte.’ Dat is te zien bij Eek, waar het vroege typografische werk ook is uitgestald. Veel appeltjesgroen, oranje en geel. Boeken stikvol grafische vondsten. Hij maakte de fotoroman The Virgin Sperm Dancer (1972), een pornoparodie naar idee van performance- en fluxus-kunstenaar Willem de Ridder. Hij kreeg wereldwijd bekendheid met zijn Blotemeisjesalfabet (Body Type, 1969). ‘Heel stijlvol gedaan. Nooit vulgair.’ Voor buitenlanders was het alfabet het bewijs dat in Holland in de jaren zestig God was kwijtgeraakt.

beeke_blotemeisjesalfabet‘Dat alfabet was niet om te shockeren, dat was een reactie op Wim Crouwel’, zegt hij. Crouwel is een hardcore functionalist, een ontwerper die hij bewondert, maar wiens strenge intellectuele werk diametraal staat op Beeke’s intuïtief gestuurde oeuvre. ‘Ik kan me geen groter contrast voortellen.’ Waar Crouwel hardvochtige schreefloze letters in een rigide grid plaatst, is de Body Type een poëtisch blotelijvenballet. Eind jaren zeventig voltrok zich een belangrijke verandering in Beeke’s werk. ‘Ik vond het te druk, soms te veel een stapeling van ideeën.’ Hij wilde terug naar eenvoud. De fotografie bood hem een uitweg. Dat beeld op de affiche Troilus en Cressida uit 1980 veroorzaakte een schok vanwege de inhoud, maar het betekende ook het begin van een serie foto-affiches. Beeld vertelde het hele verhaal. Typografie was soms zo secundair dat het op een apart affiche werd geparkeerd. En zelfs als de letters wel belangrijk waren, zoals op de ode aan ontwerpers Piet Zwart en Dick Elffers (Holland Festival, 1995) en de tentoonstelling Uruguay, Argentinië, Brazilië, Chili (Stedelijk Museum, 1989) zijn letters beeld geworden.

‘Ik ken geen enkele beeldmaker die vrijer denkt dan Anthon’, schrijft reclamemaker Erik Kessels in It’s a Miracle. ‘Voor mij is hij de meest vrije vogel uit de Nederlandse ontwerpgeschiedenis.’

Beeke ging in de jaren tachtig vaker eigen foto’s gebruiken. ‘Fotografen maakten niet wat ik wilden. Ze wilden het te mooi doen. Als ik het zelf deed, ging het sneller.’ Voor de voorstelling Nirvana (Toneelgroep Amsterdam, 1994) maakte hij een portret, ingezoomd tot op de poriën, het gezicht is indigoblauw geschminkt, in fel contrast met de rood gestifte lippen. Die gruizigheid en de imperfectie voorkwamen dat de affiche uitdraaide op een esthetische oefening.

In 2007 kreeg Anthon Beeke een hersenbloeding. Hij revalideerde, maar de welbespraaktheid die hem zo typeerde, bleef weg. Hij vindt vaak niet het woord dat hij zoekt. Hij kan nog wel goed vloeken.

‘Ik werk nog steeds, heel graag zelfs. Het nadenken gaat prima.’ Hij zou meer opdrachtgevers willen hebben. ‘Maar iedereen denkt: die Beeke zal wel dood zijn.’ Er is nu een collectief gevormd, het AB/C, dat opdrachten samen met hem uitwerkt, zoals de Kunstrai-poster van 2013 en het logo voor de Mode Biennale Arnhem (MoBA).’De ideeën komen nog steeds, ik heb alleen hulp nodig bij het uitwerken.’

De compleetheid van de tentoonstelling, verrast Beeke zelf ook. Naast de affiches is er veel aandacht voor de boeken, huisstijlen en vooral ook de tijdschriften, zoals View on Colour, dat hij met Edelkoort maakte, een beetje de Wallpaper van de jaren negentig. ‘Dat heb ik ook gemaakt.’ Grote grijns. ‘Goed is het. Heel goed. Alles is goed.’

preload preload preload