Moniek Toebosch kiest voor het gevaar
Terugblikkend op haar werk herinnert Moniek Toebosch in een interview in 2000 zich haarscherp elke deadline, elke zweetdruppel, alle pijn die het heeft gekost. In dat jaar kreeg de op 24 november 2012 op 64-jarige leeftijd overleden kunstenares en performer – een prijs voor haar hele oeuvre. Dit interview vond plaats in Maastricht.
ACHTER de ramen van een statig patriciërshuis in Maastricht worstelt een vrouw met zichzelf. Een voorbijganger kijkt verbaasd naar binnen. Zowel de echte Moniek Toebosch, als de manshoge pop die haar beeltenis is, is gestoken in donkerblauwe Yamamoto kleding. Er zit zes jaar leeftijdsverschil tussen de twee. Het zwarte halflange haar van de een is iets grijzer geworden, maar als de echte Toebosch een kort moment roerloos is, zou je ook zo een gesprek met de latex versie kunnen beginnen.
‘Als ik kijk naar een registratie van mijn eigen werk, zie ik alleen maar de pijn en de angst’, zegt Toebosch. ‘Op het moment dat ik het podium op kom en ik zie mijn kop, weet ik dat ik glimlach om niet in huilen uit te barsten. Ik heb bijna geen enkele herinnering aan hoe leuk het was. Ik denk alleen maar: (ze haalt diep adem) wat was dat zwaar. Hoe heb ik dat gedurfd.’
Moniek Toebosch, 16 jaar. Voor haar zit de toelatingscommissie van de toneelschool. ‘Ik weet nog welk jurkje ik aan had.’ Het was niet haar idee, die toneelschool. ‘Mijn moeder vond dat wel voor mij, mijn moeder, achteraf denk ik, je gaat toch niet naar de toneelschool omdat je moeder dat wil.’
Ze moest iets voorspelen. Iets van Leo Vroman, dat herinnert ze zich nog.
‘Het gaat zo niet langer’, zegt de man.
‘Och kom’, zegt de vrouw.
‘Beslist niet’, zegt de man.’
De dames en heren van de commissie vragen: ‘Wilt u zitten of staan?’
‘Ik zei: zitten – laat me in godsnaam zitten, dacht ik.’ Verkeerde antwoord. ‘Als je wilt acteren, moet je natuurlijk het podium opeisen.’
Na Vroman heeft ze nooit meer een tekst uit haar hoofd kunnen leren. Actrice is Moniek Toebosch nooit geworden.
‘Een mot’, roept ze verontwaardigd terwijl ze de kleren van de pop die jarenlang bij een galerie in Keulen heeft gestaan, fatsoeneert. ‘Een gat in mijn Yamamotojasje.’ Haar latex evenbeeld blijkt ook niet ongevoelig voor de tijd. Zes jaar geleden liet ze de pop maken met het afgietsel van haar gezicht voor haar installatie Les douleurs contemporaines in museum De Pont in Tilburg. ‘Hele nacht doorgewerkt om die pop klaar te krijgen.’
Als Moniek Toebosch terugblikt op haar oeuvre, herinnert ze zich haarscherp elke deadline, elke zweetdruppel, alle pijn die het heeft gekost.
Toebosch, 52 jaar geleden geboren uit een Vlaamse moeder (Maria Rubens), verwekt door een Nederlandse componist (Louis Toebosch), heeft begin deze maand een prijs gekregen voor haar complete oeuvre. Van het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst krijgt ze een halve ton, die ze gebruikt om een oeuvrecatalogus op cd-rom uit te brengen: Moniek Toebosch, archief 1948-2000. En voor het eerst sinds enige tijd exposeert ze weer: Welkom, gaat u zitten, in het Maastrichtse kunstcentrum Marres.
Performer, regisseur, beeldend kunstenaar, mezzo-sopraan, improvisator. Toebosch heeft zich nooit veel gelegen laten liggen aan de traditionele scheidslijnen in de kunsten. Joyful Anticipation in De Appel in 1977, een installatie waarbij de ene ruimte ombouwde tot bar en zich klem zoop, vestigde haar naam als vernieuwer. Historisch werden de Aanvallen van uitersten, in 1983 het Holland Festival (live uitgezonden door de VPRO), waarbij ze Wagners Liebestod voor een half stakend orkest zingt, improviseert en dirigeert. Dit ‘behoort tot de allerheldhafstigste artistieke credo’s’ van de twintigste eeuw, schreef kunstcriticus Paul Groot.
‘Als ik nu terugkijk, denk ik, die Aanvallen van uitersten, dat was eigenlijk te zwaar. Achteraf moet je zeggen, dat heb ik niet gekund.’ Als het in het geheugen van de mensen staat gegrift, komt dat misschien ‘omdat je mijn angst kon voelen’.
Wanneer ze nu, zeventien jaar na dato, ergens binnen stapt, schiet een wildvreemde nog wel eens op haar af. ‘Ik was erbij hoor’, met zo’n blik van verstandhouding. De VPRO heeft alle banden gewist. ‘Bang voor Kamervragen, zeiden ze, pffft.’ Maar Toebosch heeft haar eigen tapes. ‘Ik heb altijd al mijn werk opgenomen. Omdat ik wist dat het weg zou zijn als de voorstelling over was.’
Moniek Toebosch, 19 jaar. Een filmer, Frans Zwartjes, vraagt haar voor een experimentele korte film. Hij laat haar de eerste versie van Eating zien. ‘Behoorlijk heftig.’ Blote mensen met eten in de weer, smurrie, wringende lichamen. ‘Van die snelle beeldwisselingen. Tsjak, tsjak, tsjak, dat was 1967, ver voor videoclips.’ Ze kent de filmer noch zijn werk, toch zegt ze ja tegen Zwartjes. ‘Ik kom bij u komend weekeinde.’
Dat is een ja geweest met grote gevolgen. ‘Ik heb ooit een notitieblok gemaakt. Aan de ene zijde staat selected, de andere rejected. The choiceblock. Dat is wat een kunstenaar doet, wat alle mensen moeten doen. Ja en nee zeggen. Keuzes maken.’ En sommige ja’s blijken een sleutelmoment te zijn. ‘Toen ik negentien was, een meisje uit de provinciestad Breda, en ja zei tegen Frans Zwartjes, wist ik niet wat dat betekende. Maar het was een ja tegen het gevaar, tegen het onbekende.’
Moniek Toebosch, 28 jaar. Ze zegt dat ze een man is, ze filmt vrouwen. ‘Ik weet hoe het is als mannen naar je kijken, maar niet hoe het is om als man naar vrouwen te kijken.’ Zwangere vrouwen, dunne vrouwen, knappe vrouwen paraderen voor de camera. ‘Hello darling, it’s raining outside’, is de enige regieaanwijzing. Dan kleedt Toebosch zich uit, en de laatste vrouw die binnenkomt is haar moeder. Die strekt haar handen naar haar uit. ‘Ach, kind.’ Volgende scène, alle vrouwen buigen zich dreigend over Toebosch. ‘Een grote mannen angst, ik vond het ook heel bedreigend.’
Misschien, als je een lijn wilt zien in haar oeuvre, zegt Toebosch, is dat de lijn van het gevaar. Dat ze heeft gekozen voor het onbekende.
Ze drentelt gespannen rond in Marres, het Maastrichtse centrum voor beeldende kunst, gevestigd in een woonhuis van een voormalige bierbrouwersfamilie. Er is een deadline nakende. Welkom, gaat u zitten opent over 36 uur. Geen expositie van het oeuvre, maar over het oeuvre van de kunstenaar. ‘Wat is een oeuvretentoonstelling’, vraagt ze zich in een welkomsttoespraak op video af. ‘Worden er wel de juiste vragen gesteld? Wórden er nog wel vragen gesteld.’
Ze bekijkt de door haar assistent, kunstenaar Harco Haagsma, gemonteerde eerste versie. Bloednerveus. ‘Ik kan mijn eigen kop niet zíen’, en ze moppert op zichzelf over al die prachtige zinnen die ze eerder had bedacht, maar vergeten was toen de camera draaide. ‘Tevreden? Nooit. Opgelucht ben ik soms dat het klaar is, maar tevredenheid? Ik weet niet wat het is.’
1995. Op de N302, de Houtribdijk van Lelystad naar Enkhuizen. Engelen/Angels, een zender op 90.8 FM, voor passerende automoblisten. Alleen te horen op die dijk: ijle zuchten, etherisch gezang. Links water, rechts water. Verder niks, ja, engelen in je oor. Ze kreeg er de Sandbergprijs voor.
‘Ik begeleid jonge kunstenaars op de Rijksacademie. Where is your catalogue, vragen ze allemaal. Maar mijn werk kon ik ze nooit laten zien. Filmpjes, performances, daar maak je geen catalogus van. Dat is plat. Zo’n cd-rom is een uitkomst.’
Als je iets aanklikt met je muis op de cd-rom, hoor je, heel zacht maar ook een beetje vet, haar stem: klick, in diezelfde hypnotiserend fluistertoon als op de Engelenzender, of in Troostbos (1995), een elektronische bos bloemen, bedoeld voor op het tafeltje naast het ziekenhuisbed. Als je je hoofd diep tussen de stengels steekt hoor je een gezuchte tekst: ‘De zon schijnt! Hoor de zon schijnt! Hoezee Hoezee!’
Voorstellingen zijn al lang verleden tijd. ‘Te zwaar. Die zaal, zo onvoorspelbaar.’ Haar installaties zijn nog af en toe te zien. Maar laat er geen misverstand over bestaan, er is wel een oeuvreprijs, maar Toebosch is nog niet voltooid verleden tijd. ‘Een oeuvretentoonstelling heeft een groot bezwaar. Het wordt al snel een lijkrede. Samen met zo’n oeuvreprijs van het Fonds, nog één laatste tentoonstelling. Dan kun je zeggen, mevrouw Toebosch, u kunt nu wel stoppen. Dankuwel, chapeau, we zijn mooi klaar met u.’
Voor Toebosch is een oeuvre een leven, een kunstenaarsbestaan gebouwd op een netwerk van vrienden, familie, studenten aan wie je schatplichtig bent. Daarom begint haar cd-rom met een motto uit 1987. ‘Ik leerde van ouders, de broers, de zusters, de dichters, de kunstenaars (. . .), de kinderen, de gekken.’ Die laatsten moeten niet worden onderschat. Toebosch woont haar halve leven al naast een methadoncentrum in Amsterdam: ‘Een afschrikwekkend voorbeeld. Daar steek ik net zo veel van op als van het museum.’
Moniek Toebosch, 52 jaar. De oeuvreprijs is een breekpunt. Tijd voor iets anders. Toebosch gaat in zaken, Toebosch gaat in de politiek. ‘Weet je waar ik me zo kwaad over maak. Die banken, met hun prachtige entrees, dure gebouwen, ze koketteren met hun gigantische kunstcollecties. Maar kunstenaars die daar binnen komen kunnen er nog geen tienduizend gulden lenen. Wist je dat? Dat weet niemand eigenlijk. Kunstenaars kunnen geen hypotheek krijgen, geen geld lenen.’
Daar gaat ze wat aan doen. ‘Ik heb een plan. Ik word bankdirecteur.’ (Ze maakt een gebaar dat ze een das strikt.) ‘Alle banken in de EU stellen 1 procent van hun vermogen beschikbaar om aan kunstenaars te lenen. De virtuele Cultuurbank. Het ministerie van Economische Zaken en OCW staan garant.’
Haar politieke engagement uitte zich al in het lidmaatschap van de Raad voor Cultuur tot 1997 (‘een vrijplaats van florijnen’), en nu moppert ze op staatssecretaris Van der Ploeg van Cultuur die de helft van de studieplaatsen voor autonome kunst tweede fase wil liquideren. ‘Kunstenaars, daar zijn er nooit te veel van. Een kunstenaar kan alles worden. Het is een de meest algemene opleiding die er bestaat. Het is een misverstand om te denken dat ze allemaal werkloos worden.’ Een kunstenaar is, vindt ze, een van de laatste onafhankelijk denkende mensen, niet gebonden aan regels, uurtarieven of beperkte budgetten. ‘De kunstenaar is de laatste persoon in deze wereld die nog tijd heeft.’
En dan zegt ze: ‘Ik voel me af en toe net een actievoerder.’ Op een muur bij Marres draait de pasgemonteerde video. Een vrouw met expressieve handen en een dwingende dictie zegt: ‘Een oeuvre is 90 procent falen en 10 procent geluk.’ De assistent krijgt een kus, ze klapt in haar handen.