Architectuur kan eenvoudig zijn. Als je identiteit zoekt voor een typisch Gouds gebouw is er de keuze uit drie clichés: kaarsen, kaas of stroopwafels. Architect Jos van Eldonk koos voor het laatste. Het Huis van de Stad – het nieuwe gemeentehuis – heeft een gevel van een ruitvormig wafelpatroon, de diagonale banen zijn opgevuld met bruin baksteen, de bijnaam laat zich raden: de stroopwafel.
Het Huis van de Stad is een grote rechte doos van 43 meter hoog aan de ‘verkeerde’ kant – de noordzijde – van het spoor. De historische binnenstad ligt aan de overkant. Het nieuwe ambtenarenkantoor staat strak tegen het spoor aan met zijn kont, de hoofdentree opent zich noordwaarts naar de straat met een grote vide die een forse hap neemt uit het gebouw. Achter die vide gaan de transitruimten van het gebouw schuil, waar de ambtenaren elkaar ontmoeten, traplopen, koffiedrinken en overleggen.
Er zijn een paar dingen goed gelukt in Gouda. De gemeente zocht op jaarbasis een miljoen euro besparing door de vijf verspreid liggende gemeentelijke diensten in één nieuw huis onder te brengen. Men is daarbij niet gezwicht voor de verleiding om iets protserigs nieuws neer te zetten in het oude stadscentrum. Er is gekozen voor een plek net buiten de binnenstad, met als voornaamste doel een impuls geven aan een slecht deel van Gouda.
Want aan die noordkant van het spoor is het geen feestje. Het ligt niet ver van het centrum, maar het is klassiek hinterland. Met foeilelijke bedrijfsgebouwen, ontheemd groen en ongedefinieerde spoorwegarchitectuur. Gouda probeert investeerders mee te trekken door als overheidspartij de eerste stap te zetten. Dat is dapper. Den Bosch heeft eind jaren negentig bewezen dat het kan; daar is dankzij de bouw van het Paleis van Justitie de dode zijde van het spoor ontwikkeld tot een levendig stadsgebied.
Tweede valkuil die is vermeden: het gebouw is niet te buitenmaats voor een stad van 72 duizend inwoners. Eigenlijk ontwierp bureau Soeters Van Eldonk een simpele rechte doos met open kantoorvloeren waar de ambtenaren de bureaus moeten delen – ook wel het Nieuwe Werken genoemd. Er werd zelfs vlak voor de start van de bouw nog een etage afgehaald om kosten te drukken. Nu de financiële crisis ook de lokale overheden hard treft, komt deze zuinigheid heel verstandig over.
De eerste twee verdiepingen van het Huis van de Stad zijn bestemd voor publieke diensten, met een mooie ambachtelijke houten trap in de vide. Hoger in het gebouw kom je alleen binnen met een pasje. Die etages verlopen in karakter van heel open, in de verticale as van het gebouw, naar geslotener aan de randen. Er zijn wel enkele concentratieplekken, maar geen van de ambtenaren heeft een eigen kamer. Behalve de burgemeester en wethouders.
De transitruimten geven flink wat identiteit aan de verdiepingen. Zo’n vide is ook een feestelijk ding voor een architect, je kunt op verschillende plekken mooie doorkijkjes maken waarbij je de hele hoogte van het gebouw ervaart. Maar het is er erg open, de vraag is of deze vierkante meters ook echt voor overleg en flexwerk zullen worden gebruikt. Esthetisch voldoet het zeker en brengt het licht en moderniteit op de werkvloer.
De raadzaal bevindt zich op de tweede verdieping en strekt zich uit over de volle zuidzijde van het gebouw. Het is een venster op de historische stad waar de Sint-Janskerk oprijst net als de spitse torens van het oude stadhuis – nu een populaire trouwlocatie. De zaal is door Van Eldonk gebouwd als een amfitheater met houten banken die tegen een holle wand trapsgewijs omhoog lopen. De bolle buitenkant van de raadzaal zie je als je de lobby voor een paspoort of vergunning binnenloopt. Deze wand is beplakt met duizenden witte hoofdletters G, kennelijk voor het geval je niet weet waar je bent.
Dat is dan ook een beetje het kwetsbare deel van het ontwerp: de wat simpele identiteitskenmerken die de architect erin heeft gestopt. Er is niets tegen het wafelvormige skelet. Integendeel. Het geeft het gebouw een heldere persoonlijkheid. Maar de constructiediagonalen zijn opgevuld met bruin baksteen. Vooral om kleurtechnisch een knipoog naar de stroopwafel te kunnen geven, maar dat zijn zulke ijle strookjes, dat je bijna te doen krijgt met het prachtige stoere Hollandse kleiproduct dat een beter lot verdient dan te dienen als louter decoratiemateriaal.