Het boek Beyond the Black Box and the White Cube pleit voor nieuwe cultuurgebouwen in Nederland. ‘Goed gebouw kan het bezoek verdubbelen.’
De Nederlandse blik is niet breed genoeg, vindt Johan Idema (37) van het cultureel adviesbureau LAgroup. Als hij op een bijeenkomst van theaterdirecteuren een plaatje laat ziet van het Wyly Theatre in Dallas, of het Curve Theatre in Leicester en vraagt: ‘Kent iemand dit?’ Volgen er glazige blikken. En gaan geen vingers de lucht in.
Beyond de Black Box and The White Cube is een boek, een oproep eigenlijk meer, van Idema om theatergebouwen en musea open te gooien en de nieuwe tijd binnen te laten. ‘Heel vaak ligt de focus bij nieuwbouw volledig op de binnenkant, gericht op het pluche van de theaterzaal, of het wit van de tentoonstellingsmuren. Ik zeg, vergeet die zaal. Dat komt wel goed, maar een gebouw is zo veel meer.’
Beyond the Black Box is een praktisch boek met foto’s van 140 cultuurgebouwen over de hele wereld. Als er een ding uit blijkt, is het wel hoe de kunstconsumptie is veranderd. De verblijfsduur van de bezoeker is omhoog gegaan, de gebouwen worden verrijkt met winkel- en restaurantfuncties en de relatie met de stad en openbare ruimte zijn belangrijker geworden.
Maar in Nederland staat dat nog niet scherp genoeg op het netvlies. Waarom, vraagt Idema zich af, hebben musea en theaters hier geen etalage, zoals de Bijenkorf ze gebruikt om klanten binnen te halen. Waarom staat er geen zitzak bij de Nachtwacht, met een goed boek erbij en het bezoek te veraangenamen. ‘Ik ben gretig museumbezoeker en krijg vaak moeie benen na een tijdje’, zegt Idema. ‘Maar het museummeubilair is zo Spartaans. Dat nodigt niet uit om op te zitten.’
Een goed gebouw kan het verschil maken tussen tienduizend of veertigduizend bezoekers per maand, zegt Idema. Een goed gebouw kan de motor zijn om cultuur meer draagvlak te geven en de afstand tussen kunst en het publiek te verlagen.
De Braziliaanse architect Rafael Vinoly bouwde in Leicester het Curve Theatre met rondom een glazen gevel. De theaterzaal staat midden in de open ruimte. Vanaf het plein kun je door het glas de acteurs in de coulissen zien wachten om op te gaan. De hal van de Londense Tate Modern is een enorme no-ticketzone, waar publiek uren rondhangt voor of na het museumbezoek. Architectenbureau Herzog de Meuron bouwde in Basel de Schaulager, een museumdepot met een concave entreewand waarop kunst geprojecteerd kan worden.
Het zijn allemaal strategie‘n om de ‘kunstwaren’ beter uit te venten en band met de bezoeker aan te trekken. En volgens Idema kan Nederland er wat van leren, want dit is het moment voor vernieuwing: ‘Er is al tien jaar een enorme bouwhausse aan de gang in de cultuursector’, zegt Idema. ‘En die is nog niet voorbij.’
Alleen in de theatersector gaan honderden miljoenen euro’s in het steen zitten. Musea idem dito: Amsterdam bouwt en renoveert het Stedelijk Museum, het Rijks, het Scheepvaartmuseum en het Eye Film Institute. Groningen werkt aan een enorm verzamelgebouw: het Groninger Forum van NL Architects. Den Haag wilt een nieuw theater op het Spui.
Volgens Idema is dat in de geschiedenis bezien een logische ontwikkeling: ‘Veel cultuurgebouwen zijn na de oorlog gebouwd of verbouwd. Na een halve eeuw zijn ze te klein, of voldoen niet meer aan eisen van de tijd.’
Het misverstand is dat die nieuwbouw moet bestaan uit spectaculaire architectuur. De neiging om van een museum een nieuw icoon voor een stad te maken, gaat volgens Idema vaak ten koste van de functionaliteit. ‘Zo’n iconisch ontwerp is lang niet altijd toegesneden op functionaliteit. Dan heb je een mooi gebouw, maar het is ontoegankelijk of niet te programmeren.’
Als illustratie noemt hij popcentra Mezz in Breda en het Tilburgse 013, beide hedendaagse ontwerpen, maar de plinten van de gebouwen sluiten niet aan op de openbare ruimte. Het zijn forten, in plaats van gebouwen die zich openen naar het publiek.
Waar het wel goed uitpakt is het historisch museum MAS in Antwerpen, van het Nederlandse architectenbureau Neutelings en Riedijk. In de kern van het gebouw bevindt zich de collectie: stukken die de geschiedenis van Antwerpen vertellen. Daaromheen, aan de rand van het zestig meter hoge gebouw, slingert een glazen gang omhoog. Hier heb je steeds een ander uitzicht over het bruisende heden van de stad buiten, als contrast op de gestolde verleden binnen.
In het Antwerpse voorbeeld is overigens nog een ander cruciale ingreep gepleegd: het lokale bestuur heeft een aantal bestaande museum bij elkaar gezet, waardoor ook financieel een groot nieuw gebouw mogelijk werd. Het Nederlandse cultuurvastgoed kent nogal wat versnippering: elke stad wil zijn eigen schouwburg en museum. En als je de uitgangspunten in het boek van Idema volgt, lijken de ambities al snel te groot voor de Hollandse schaal. Dallas met zijn Wyly Theatre is een tikje groter dan Uden, dat ook een theater overeind wil houden.
‘Dat is waar, maar de ambities zoals ik ze schets gaan zeker niet alleen over geld en schaal’, zegt Idema. Om er aan toe te voegen: ‘Ook ik zie ook liever drie goede theaters dan vijf middelmatige. Maar daar gaat dit boek niet over.’
Er zijn in Nederland wel goede voorbeelden te vinden, zegt Idema. Het geplande Groninger Forum op de Grote Markt is een groot modern cultuurverzamelgebouw, geborgd in hartje stad. Wel omstreden overigens, maar Idema vindt het een van de meest veelbelovende projecten. Ook het in aanbouw zijnde filmmuseum, het Eye Institute, in Amsterdam aan het IJ, met de mogelijkheid om films op de buitenwanden te projecteren, schept verwachtingen bij Idema.
Meer nog dan schaal en financiering, moeten theaters en museum volgens Idema nadenken over een mentaliteitsomslag. ‘Een instelling moet analyseren op welke manier ze een intermediair wil zijn tussen kunst en publiek. En vandaar uit een gebouw laten ontwerpen.’
Kijk eens naar restaurants, zegt hij. Een modern restaurant heeft een open keuken. Er zijn geen geheimen. ‘Dus waarom mag het publiek ook niet in een museumdepot rondneuzen? Daar moet je natuurlijk wel je organisatie flink voor aanpassen.’
Die veranderingen leiden niet tot vervlakking van de klassieke cultuurfuncties. ‘De voorbeelden die ik geef zijn er op gericht om kunst meer draagvlak te geven, spannender maken, minder elitair.’ Juist nu er bezuinigd wordt en cultuurinstellingen nog meer eigen inkomsten moeten binnenhalen, is dat cruciaal. ‘Er wordt veel gediscussieerd over cultuur, maar nauwelijks over welke rol het gebouw daar in speelt. Terwijl dat de plek is waar elke theater- of museumdirecteur het waar moet maken.’
Door Bob Witman/de Volkskrant, 30 december 2010