Een goede architect maakt het zichzelf moeilijk
Door Bob Witman/gepubliceerd in de Volkskrant/29 december 2010
Architect Wiel Arets bouwt in Tokyo, Madrid en Zürich, maar in Heerlen komt hij thuis. Is te zien op de tentoonstelling Stills is het Glaspaleis.
Er zijn drie sleutelwerken aan te wijzen in het oeuvre van Wiel Arets, de sterarchitect uit Limburg. Twee daarvan staan dichtbij zijn geboortegrond (Heerlen, 1955). Het eerste en vroegste – de kunstacademie van Maastricht uit 1990 – is belangrijk omdat het zijn reputatie internationaal vestigde. Het tweede werk stamt uit 2001 en is toevalligerwijs ook aan kunst opgeknoopt: het privémuseum Hedge House bij kasteel Wijlre.
Dat vroege werk straalt twintig jaar na dato nog altijd een niet verouderde moderniteit en lichtheid uit, organisch ingepast in de oude stad. Het tweede heeft alle eigenschappen van een volwassen werk: een gedoseerde mix van beton en glas die mooi contrasteert met het baksteen van het zeventiende eeuwse kasteel Wijlre.
Het derde en bekendste werk van Arets is verder weg van de geboortegrond: de universiteitbibliotheek van Utrecht (2004). Vooral het interieur getuigt van een doordachte en complete kijk op architectuur. En zelfs al is het geen Limburgs grondgebied, ook het boekendepot is in zekere zin een thuiswedstrijd voor Arets, omdat de architect al z’n leven lang een bibliotheekverslaafde is. Vooral toen hij studeerde, sloeg hij er al zijn dagen stuk: ‘Van anderen kan een architect niet zo veel leren. Een architect moet zich alles zelf leren, in feite zijn alle architecten autodidacten’, zegt Arets.
Die uitspraak is te horen in een van de minidocumentaires die onderdeel vormen van de oeuvretentoonstelling Stills in Heerlen. De camera registreert een licht kokette man, met een zilverkleurige moderne bril, constant gehuld in een blouse van Comme des Garçons, een merk waarvan hij de tijdloze kwaliteit graag vergelijkt met die van zijn architectuur. Hij is de zoon van een drukker (van wie hij de liefde voor boeken kreeg) en een modeontwerpster (vandaar de kledingfetisj).
Deze Limburgse zoon heeft het ver geschopt. Wiel Arets behoort tot de generatie vijftig-plussers die samen het internationale succesverhaal vormen van de Nederlandse architectuur in de afgelopen twintig jaar. Bureaus als die van Arets, UN Studio (Ben van Berkel), MVRDV (Winy Maas), Erick van Egeraat en OMA (Rem Koolhaas), worden veel gevraagd in het buitenland. Dat is bijzonder, want voordien werd Nederlandse architectuur internationaal slechts incidenteel erkend.
Arets bouwt in Tokyo, Madrid, Marbella en Zürich, maar Heerlen, dat is toch waar het allemaal op zijn plaats valt. Zo bezien is deze tentoonstelling een grote oefening in thuiskomen. Het is thuiskomen omdat Heerlen zijn geboorteplaats is. En omdat het tentoonstellingsgebouw, het fraaie Glaspaleis Schunck uit 1935 van architect Frits Peutz, door Arets zelf mede is gerestaureerd. En ook omdat pal naast het Glaspaleis een muziekschool staat die is ontworpen door Arets.
En tot slot is thuiskomen ook cruciaal element in zijn architectuur. ‘Wonen staat voor mij centraal in alles dat ik ontwerp. Je zegt: ik ga naar huis, als je naar je woning gaat. Maar voor mij moet ook je kantoor als thuiskomen voelen, het restaurant, de bibliotheek of het voetbalstadion.’ En het klopt dat als je Arets’ Euroborg bezoekt, het thuishonk van FC Groningen, je niet constant het idee hebt dat je in een voetbalstadion bent. Net zo min als het interieur van de Utrechtse universiteitsbibliotheek overal studieus is.
Utrecht is ook een goed voorbeeld van Arets’ visie dat architectuur een combinatie is van vakmanschap, voortbouwen op traditie en een zoektocht naar vernieuwing. Dat ambachtelijke is heel goed zichtbaar in de binnenruimte, die een grote esthetische kracht bezit omdat alle techniek en constructie zorgvuldig in het ontwerp is verstopt. Het vernieuwende schuilt in de huid van het bibliotheekgebouw, een combinatie van zwarte betonnen panelen en glas, beide bedrukt met boompatronen.
Dat zoeken naar een huid, de vernieuwing, levert af en toe ook minder sterke gebouwen op. De tweelingtoren in Rotterdam, De Hoge Heren (2000), oogt heel grijs in de skyline op de noordoever van de Maas. En het beste bewijs dat niet elke zoektocht een verbetering is, staat naast het Glaspaleis zelf.
De manier waarop Arets de muziekschool in Heerlen heeft neergezet is doordacht, met knik in de zijgevel zodat het ontwerp ruimte geeft voor het doorzicht naar een oud kerkje en eerbiedig neigt naar buurman het Glaspaleis. Dat voormalige warenhuis spiegelt zich mooi in de gevel van de muziekschool.
Maar die gevelbekleding is ook een probleem. Het zijn het vierkante ondoorzichtige glaspanelen die over elkaar zijn geschoven en die het gebouw een ontoegankelijk karakter geven. Het contrast met het simpele en transparante Glaspaleis van beton, staal en glas is enorm. Soms maken ook goede architecten het zichzelf te moeilijk.